het Theater Festival

‘De rolverdeling hebben we spectaculair lang uitgesteld’

wo 05 sep 2018

Dinsdagmiddag 4 september: acteurs Frank Vercruyssen (Tg STAN) en Stijn Van Opstal (Olympique Dramatique) hebben de nodige koffies gedronken én zich net door de tekst van Poquelin II geploegd. Naar eigen zeggen hebben ze nog wat thuisstudie voor de boeg. Hun minzame glimlach en de ondeugende blik in hun ogen verraadt echter dat ze helemaal klaar zijn voor hun passage op Het Theater­Festival. 

Dina Dooreman en Xandry van den Besselaar

c) Kurt Van der Elst

Poquelin II is een coproductie van Tg STAN, Toneelhuis/Olympique Dramatique, Dood Paard, NTGent en LAZARUS/ARSENAAL. Hoe is deze samenwerking tot stand gekomen?

Frank Vercruyssen (Tg STAN): Alle spelers zijn mensen die elkaar graag zien en appreciëren. Dat is een essentiële voorwaarde voor elke samenwerking. Je moet elkaar op artistiek én menselijk vlak appreciëren. Onze bestaansreden is ‘de keuze’. We zijn onze eigen baas, we kiezen ons eigen repertoire en kiezen zelf met wie we opgaan. Alles wat we maken is het gevolg van onze goesting en onze keuzes. Dat is voor ons echt een primordiale conditie. Dus deze mensen hebben samen gekozen om ‘op te gaan’.

Stijn Van Opstal: De invitatie kwam van Tg STAN. Zij hebben ons uitgenodigd om mee te werken. Verder is het een eerder pragmatische coproductie.

Is die persoonlijke connectie belangrijk om een voorstelling bij Tg STAN te maken?

Frank: Absoluut! De leden van deze groep kennen elkaar goed, we hadden met iedereen al een relatie. Ieder heeft een eigen parcours, mening en smaak, dat maakt de gesprekken rond de tafel veel eigenzinniger. Over elk onderdeel in de creatie wordt gesproken: wat het affichebeeld wordt, hoe het licht moet zijn of welke kostuums we kiezen. We hebben daar allemaal een duidelijke mening over. Dat maakt zo’n proces langs geen kanten gemakkelijk, natuurlijk. Maar het is gecompliceerd op een fijne manier. Er zijn bijvoorbeeld stevige discussies geweest rond woordjes uit de tekst, omdat iedereen er van alles over denkt en voelt. Maar net daarvoor kies je elkaar!

Is het een typische productie van Tg STAN?

Stijn: Dat loopt natuurlijk door elkaar, ik denk dat een voorstelling altijd een optelsom is van de mensen die ze maken. Ik ben nu al een aantal keer ‘te gast’ geweest bij Tg STAN. Ze hebben wel een duidelijk parcours dat iedere keer wordt gehanteerd. Zo starten ze door collectief de bewerking van een stuk te maken, er wordt telkens veel tijd gestoken in de taal.     

Frank: We hebben de filosofie dat het stuk wordt gemaakt door de mensen die rond de tafel zitten. Nu is het natuurlijk wel zo dat Stijn de enige vertegenwoordiger is van Olympique Dramatique, terwijl er drie spelers van Tg STAN zijn. Maar meer dan vertegenwoordigers van groepen, zijn de uitgenodigde spelers natuurlijk geapprecieerde collega’s.

Hoe hebben jullie de rollen verdeeld?

Frank: Daar zijn we lang mee bezig geweest! We hebben eigenlijk pas heel kort voor de première beslist wie welk personage zou spelen.

Stijn: Bij Tg STAN gaat de vertaling en bewerking van een tekst in drie of vier versies, telkens opnieuw, telkens genuanceerder. In de eerste versies is dat zonder te weten wie welke rol speelt. Nu, het was wel duidelijk dat Damiaan de Schrijver heel graag Monsieur Jourdain uit Le Bourgeois Gentilhomme wilde spelen, maar voor de rest zijn we lang blijven twijfelen en in vraag stellen. Op een bepaald moment is het wel handig dat de rollen verdeeld zijn, dan kijk je namelijk anders naar de bewerking.

Frank: Het is bovendien belangrijk dat er op een gegeven moment knopen worden doorgehakt, want de tekst moet uit het hoofd worden geleerd. Maar voor deze voorstelling hebben we dat wel spectaculair lang uitgesteld. Nu lijkt de rolverdeling evident en vanzelfsprekend, maar dat was het dus niet. Dat is een fijne evolutie!

Stijn: Dankzij die verregaande gesprekken kan iedereen zich achter de gemaakte keuzes scharen. Het is fijn dat een gesprek complex is, om uiteindelijk een kaart te trekken.

Wat was het uitgangspunt voor Poquelin II?

Frank: Molière! Toen ik een aantal jaar geleden met Els Dottermans de televisieserie Amateurs draaide, zeiden we tegen elkaar: ‘We kennen elkaar nu al zo lang, laten we eens samen opgaan!’. Bij STAN wilden we na Poquelin I uit 2003 graag nog eens Molière spelen, en zo is het balletje gaan rollen. Net als in die voorstelling combineren we een aantal van zijn stukken.

Stijn: Welke dat uiteindelijk zouden worden, was aan het begin nog niet duidelijk. Damiaan wilde zoals gezegd heel graag Le Bourgeois Gentilhomme spelen. Als een speler zich zo uitspreekt voor een bepaald stuk, word je heel nieuwsgierig! Maar toch hebben we meerdere stukken gelezen in het begin van het repetitieproces.

Frank: Dat heeft niet heel lang geduurd, we waren er toch vrij snel uit? Jolente De Keersmaeker kwam met De Vrek, omdat ze de hebzucht als metafoor voor onze maatschappij echt heel fascinerend vond. Die maatschappelijke reflectie is trouwens steeds belangrijk. Soms zijn onze voorstellingen expliciet politiek en soms niet, maar het is in ieder geval niet zo dat wij repertoire brengen uit verveling of bij gebrek aan inspiratie en met het geld in onze achterzak voor de kast gaan staan en denken: ‘Wat zullen we nu weer uit onze nek kletsen?’. Daar kan ik echt ziedend over worden: dat heeft compleet niets te maken met waarvoor wij staan!

Jullie spelen met Tg STAN ook vaak in een andere taal. Hoe is dat?

Frank: Iedere taal heeft zijn eigen realiteit. Dat is echt een ander avontuur! Ik vergelijk het met verschillende keukens, die hebben allemaal hun eigen kwaliteiten. Je kan niet zeggen of de Thaise of de Franse keuken de beste is. Op eenzelfde manier probeer je te genieten van de verschillende dingen die de taal aanbiedt. Zo is het Frans meer percussief en het Engels veel ronder. Het spelen in een andere taal is een fijne gevangenis eigenlijk, zo’n harnas is meestal heilzaam voor de voorstelling. Al is het verschil tussen het spelen in Amsterdam of Antwerpen soms veel groter dan het verschil tussen spelen in Antwerpen en Parijs. Wij maken de voorstellingen natuurlijk ook eerst in het Nederlands en pas later komt er een Franse of Engelse versie. Er is een proces van rijping geweest. Spelen in een andere taal is hard werken en blijven struikelen. Het gevolg is dat je een Franse of Engelse tekst veel beter kent: ik kan vanavond perfect een Franse voorstelling spelen die drie jaar geleden is gemaakt, maar dat moet je me niet vragen met een Nederlandse tekst van vorig jaar. (lacht)

Waar ligt het verschil voor jullie in het brengen van westers tegenover niet westers repertoire?

Frank: Een stuk van Arthur Schnitzler is bijvoorbeeld een representatie van de westerse culturele canon. Als je dat naar een zaal brengt in Japan of Rio de Janeiro wordt de westerse canon geconfronteerd met de wereld en op die manier laat je de wereld confronteren met jezelf. Wanneer wij op zoek gaan naar teksten van Amiri Baraka en Mahmoud Derwish worden we soms geconfronteerd met feit dat het onmogelijk is om dat zelf op een podium te zetten, simpelweg omdat we die niet kunnen representeren. Het zou zelfs paternalistisch en fout zijn. Maar nu beginnen we stilaan een generatie Belgen te krijgen die dat wel perfect kan en dus moeten wij witte theatermakers onze realiteit hierop gaan afstemmen. Het is zoals Chokri Ben Chikha verwoordde: ‘Wij willen spreken, en niet besproken worden.’ Dat vat voor mij op dit moment alles samen.

 

polequen II, stan – toneellhuis

 

In welke mate vinden jullie het belangrijk dat een voorstelling wordt aangepast naar zijn tijd?

Frank: Bij Le Bourgeois Gentilhomme was dat evident. Die tekst bevat een niet zo fraaie passage over de Turken, omdat Louis XIV dit had geëist nadat hij op zijn tenen was getrapt door een Turkse diplomaat die zich niet goed had gedragen. Dat is iets wat we ons nu niet meer kunnen voorstellen, daarom hebben we die passage stevig bewerkt. Bij onze eigen hernemingen vind ik dat een minder evidente vraag. Ik denk niet dat we al ooit een herneming hebben aangepast. Enkele jaren geleden hebben we onze bewerking uit 1993 van Public Enemy van Ibsen volledig hernomen zoals die toen was. Als een soort spel, om te zien wat de jonge mensen van nu daar van vinden en of de parameters van het toneelspelen in de loop der jaren veranderd zijn. Jolente De Keersmaeker heeft wel al een paar keer geopperd een voorstelling opnieuw te maken. Ik bedoel: een dezelfde tekst volledig opnieuw ensceneren. Dat is iets wat de Zweedse toneel- en filmregisseur Ingmar Bergman veel heeft gedaan: met eenzelfde tekst een nieuwe voorstelling maken. Ik ben er niet uit of dat iets is, maar het zijn wel aantrekkelijke gedachten.

Stijn: Wij hernemen Het Litteken Lip dit seizoen in Toneelhuis. Er is een grote goesting om Pieter De Buysser te vragen om hiervoor nieuwe fabels te schrijven. Het lijkt mij een fijn idee om er een aantal verhalen bij te hebben die voor deze tijd zijn geschreven.

Hebben jullie het gevoel dat jullie ideeën over theater­maken geëvolueerd zijn de voorbije jaren?

Frank: Deels, door de verschillende stemmen die nu opgaan. De kritiek die Wouter Hillaert heeft op de Westerse zelfspot over onze eigen cultuur in het theater zet mij tot nadenken. Omdat dit altijd een belangrijk onderwerp is geweest voor ons. Onze eigen cultuur in vraag stellen, bespotten en relativeren is de bakbodem van ons materiaal. En nu denk ik: misschien is dit wel verjaard. Hillaert vindt bovendien dat we terug statements moeten durven maken. Dat zijn dingen waar wij altijd erg omzichtig mee zijn omgesprongen, ook in onze meest expliciet politieke voorstellingen. Zo veel jaren geleden werkte dit ook contraproductief. Als wij toen op een sokkel hadden gestaan, dan had niemand nog in onze zalen gezeten of hadden ze hiervoor deskundig hun oren en ogen gesloten.

Stijn: Natuurlijk evolueren wij als mens, dus ook als theater­makers. Daarbij komt er steeds een jongere generatie bij, dus
alles evolueert. Maar om nu te zeggen dat de ene generatie zich politiek explicieter toont of een andere ironischer of poetischer of diepmenselijker, nee. Ik heb het gevoel dat al die verschillende stemmen altijd aanwezig zijn. De vertellers veranderen natuurlijk. Misschien zegt het meer over een veranderende samenleving die bepaalt welke van die verhalen ze op welk moment harder laat resoneren of welke ze noodzakelijker acht. Maar ook deze nieuwe jonge garde laat zich niet in een stroming vangen, ook deze bende is zo eclectisch als ze talrijk is. Ik zag bijvoorbeeld onlangs het optreden van Patti Smith. Zij had geen schrik om duidelijke statements te maken. Het was een feestelijke avond, maar met een bijna naief heldere boodschap. Hoopvol en ontroerend mooi.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Tags: , , ,