het Theater Festival

Haal de drempels weg, effen het pad

vr 08 dec 2023

Tijdens Dag van de Maker 2023 deelden we dit jaar praktijkervaringen over accessibility in practice. Geïnspireerd door de opkomst van o.a de relaxed performance en trigger warnings  of de felbesproken performance van Justina Miles (de gebarentolk  tijdens Rihanna’s superbowloptreden) bogen we ons over hoe toegankelijkheid haar weg vindt binnen ieders artistieke praktijk, of net helemaal niet. Sander Deckx brengt verslag uit van de dag. 

 

Op het moment dat we Brussel-Centraal uitkomen, zien we het felrode busje al naderen. Het is een wagen die je overal zou kunnen spotten, hoe druk het ook is. Het is een voertuig dat niet zou misstaan in een tekenfilm of stripverhaal. Een soort rijdende tomaat. Omdat ik de straten van Brussel al een beetje kende, vroeg ik een paar dagen voor de Dag van de Maker aan de organisatie of er eventueel iemand met mij zou kunnen meewandelen van het station naar de Kaaistudios. Zij boden aan om een taxi te regelen. Ideaal, dacht ik: geen kasseien, geen hoge stoepranden, geen last van putten in de weg. Ik sprak met iemand van het team af om samen de trein en de taxi te nemen. Geen gedoe. No stress. Zij stapt in en mijn rolstoel wordt veilig vastgemaakt. Lachend zeggen we nog: “We gaan veel te vroeg zijn. Misschien zijn we er wel als eersten.” 

 

Ik kan u nu vertellen: dat waren we niet. Zelfs met een taxi bleek het geen evidentie om in de Brusselse binnenstad van punt A naar punt B te reizen. De rit van amper twee kilometer nam algauw een halfuur in beslag, want niet ver van het station strandden we op een plein. De straat die we moesten indraaien was afgezet en alle andere uitwegen werden gebarricadeerd door gezellige terrassen of massieve plantenbakken. Verbodsborden. De gps probeerde hopeloos te herberekenen, maar was evenzeer de weg kwijt. Uiteindelijk kwamen we als laatsten aan. Ik zocht snel een plekje in de kring, probeerde mijn onwennigheid te verbergen en zeker niet te morsen met mijn koffie. 

 

“Ik ben Sander. Hij/hem. Ik ben best wel zenuwachtig voor vandaag. Ik heb geen idee niet wat ik moet verwachten. Ik heb donkere krullen, groene ogen. Ik zit in een rolstoel. Vandaag draag ik een roze T-shirt en een grijze joggingbroek van een bekend merk. Ik heb vijf tatoeages en een blaar op mijn linkerhand. Voor me zie ik een quasi lege tribune met donkerrode klapstoeltjes.”

¢

Zo stelde ik mezelf voor. De opdracht die we van Dahlia Pessemiers-Benaman kregen was simpel:

 

 “Vertel wie je bent, maar beschrijf ook hoe je eruitziet. Zeg daarnaast ook iets over de ruimte waarin we ons bevinden.” 

 

Deze manier van kennismaken, die erop gericht is om blinden en slechtzienden een idee te geven van hoe de groep en de locatie eruitziet, bracht ons meteen bij het thema van deze Dag van de Maker: accessibility in practice. Hoe zorgen we ervoor dat onze artistieke praktijk, het werk dat we creëren, onze sector, maar ook de algehele samenleving toegankelijk is voor iedereen? 

Bij deze oefening was het opvallend dat velen van ons meteen verhalen begonnen te vertellen: over de kleding die ze droegen, de kettingen om hun nek, de ringen aan hun vingers. Misschien is dat beroepsmisvorming. Misschien is het voor mensen die als job verhalen vertellen op allerlei manieren een hele uitdaging om het bij een objectieve, droge beschrijving te houden. Bij het voorstellen werd er ook een paar keer gezegd

 

“Ik heb zin om te bewegen.”

 

En dat gebeurde. Onder begeleiding van Rachid Boulahrir deden we een oefening waarin we experimenteerden met verschillende niveaus van spanning in het lichaam. Waar we eerst vrij en volledig ontspannen mochten bewegen, zittend, liggend, staand, met open of gesloten ogen, werd ons na een tijdje gevraagd om ons lichaam op te spannen en zo verder te dansen: eerst tien, dan dertig, dan vijftig, dan zeventig, dan honderd procent spanning. Het moment van loslaten dat tussen ieder stadium kwam, nam telkens mijn zenuwen een beetje meer weg. Ik zakte dieper in mijn lichaam, kwam echt aan. Eerst bewogen we voorzichtig, misschien zelfs klein, we kenden elkaar amper of niet. Het duurde even voor we de ruimte helemaal gebruikten, voor we contact legden en even samen verder bewogen. 

 

“Eigenlijk moet je altijd bewegen alsof je thuis bent. Ik dans nergens zo goed en vrij als in mijn eigen woonkamer.”

 

Vervolgens gingen we met Dahlia aan de slag met het kaartspel Open Minds, waarbij je aan de hand van drie verschillende soorten kaarten telkens een verhaal opbouwt. Op de eerste kaart staat de naam van een persoon met een korte beschrijving, op de tweede een situatie, en op de derde een context waarin deze persoon in die situatie zich bevindt:

 

Kaart 1: Jan, 40 jaar, muziekproducer 

Kaart 2: verzwikte enkel

Kaart 3: sportschool 

 

Aan de hand van deze informatie ga je als groep in gesprek. Je fantaseert over Jan: hoe zou hij eruitzien, hoe vult hij zijn dagen, wat voor persoon is hij? Daarna bedenk je hoe hij zijn enkel heeft verzwikt, wat dat met hem doet, welke gevolgen dit voor hem kan hebben en hoe hij daarmee omgaat. De derde kaart is de belangrijkste in het spel, want hier ga je naar mogelijke problemen en oplossingen zoeken. De vragen die je jezelf als groep stelt zijn:

 

Hoe zou een sportschool ontoegankelijk kunnen zijn voor Jan met zijn verzwikte enkel? 

Wat zou er kunnen/moeten gebeuren om deze context toch toegankelijk te maken voor hem? 

 

Op deze manier toont het spel aan dat het de context is die de beperking veroorzaakt. Voor mij, zelf een persoon en maker met een fysieke beperking, was dit geen nieuw inzicht. Op dagelijkse basis ben ik, bewust of onbewust, bezig met de (on)toegankelijkheid van onze samenleving voor iemand in mijn situatie: ik moet treinen reserveren, toegankelijke toiletten en repetitieruimtes zoeken, ik moet culturele centra mailen om na te vragen of de loges bereikbaar zijn, of ik vlot op het podium geraak met mijn rolstoel. Zolang ik in mijn eigen huis ben, waar alles op mijn maat is georganiseerd, heb ik geen beperking. In hedendaagse disability studies wordt dit het sociale model van disability genoemd. In het boek Theatre and disability legt Petra Kuppers, zelf een onderzoeker met een beperking, het als volgt uit:

 

[] ‘disability’ appears at the moment when this particular impairment enters the value scheme of a particular society. As long as a society’s aesthetics, that is, ways of thinking of things as beautiful, allow for difference, no disability exists. In a society that has gently sloping ramps or level entrances to most buildings, someone who does not locomote easily on two legs has relatively few problems.”

 

Na deze oefening zei Dahlia iets waar ik de voorbije dagen veel over nagedacht heb, dat af en toe door mijn hoofd zweeft, opduikt en blijft hangen: 

 

Eigenlijk heeft iedereen de taak om mensen erop aan te spreken wanneer een plek niet toegankelijk is voor iemand met eender welke beperking, om daar een vraag over te stellen, het gesprek te openen.

 

Ze heeft gelijk. En toch moet ik bekennen dat ik het zelf zelden doe. Meestal houd ik mijn mond en los ik het zelf, in stilte, op. 

Voor de middagpauze kregen we een maakopdracht mee om alvast even over na te denken tijdens het eten. We wisten allemaal dat dit moment zou komen, dat dit op de Dag van de Maker uiteraard niet kon ontbreken en toch steeg de spanning in de ruimte meteen. Zenuwen kwamen terug, misschien zelfs wat stress. Er werd ons gevraagd om telkens drie woorden op te schrijven die we associeerden met toegankelijkheid en ontoegankelijkheid. Deze moesten we in een korte performance verwerken samen met een stuk tekst of choreografie dat we al kenden. Daarnaast moesten we één object zoeken en gebruiken. Voor de korte tijd die we hadden, voelde deze opdracht best groot aan. Ik kan alleen voor mezelf spreken, maar na het kwartier dat we na de lunch hadden om er echt aan te werken, voelde ik me allesbehalve klaar of tevreden. En toch heb ik het gewoon gedaan, getoond. Misschien is dat het mooie aan zo’n dagen: uiteindelijk doe je het gewoon. Je toont. Wat je hebt. Wat je niet hebt. Je toont jezelf.  

 

“Common ground is de basis van accessibility.”

 

Na een tweede korte bewegingsoefening, lazen we met Madonna Lenaert een fragment uit Living a feminist life van Sara Ahmed. In deze tekst beschrijft Ahmed hoe privilege werkt en hoe instituten een deel van de bevolking buitensluiten. We stonden stil bij ons eigen privilege, deelden momenten waarop een instituut of de samenleving ons niet paste.  

 

“Privilege is an energy-saving device. Less effort is required to be or do. If you arrive with dubious origins, you are not expected to be there, so in getting there you have already disagreed with an expectation of who you are and what you can do, then an institution is the wrong shape; the jumper does not fit.”

 

Op het einde van de dag kwam ik moe en emotioneel buiten. Telkens weer onderschat ik hoe deze thema’s onder mijn huid gaan zitten. Hoe dichtbij ze komen. Hoe slopend het kan zijn om er een dag over te praten. Misschien had ik gedacht of gehoopt dat er meer makers met een fysieke beperking aanwezig zouden zijn. Neurodiverse makers. Ik denk dat ik dit fijn gevonden zou hebben. 

 

“Not about us, without us.”

 

Mijn moeder zou mij oppikken bij de Kaaistudio’s. Na lang wachten kreeg ik telefoon: ze vond het niet. De straten waren afgesloten en zij reed maar in rondjes. Gelukkig had ik niet alleen gewacht. Wij gingen op zoek naar mijn moeder, haar auto. Toch nog kasseien, toch nog hoge stoepranden en putten in de weg. Uiteindelijk vonden we haar, geparkeerd voor een supermarkt, een paar straten verderop. 

 

In de auto viel ik al snel in slaap.

Tags: