het Theater Festival

Nagesprek met Alexander Vantournhout en Bauke Lievens

za 03 sep 2016

“Circustraining is een lijdensweg”

Alexander Vantournhout is te laat op zijn eigen nagesprek. Als u de voorstelling ANECKXANDER al gezien hebt, begrijpt u wel waarom. In de wandelgangen van deSingel opent Filip Tielens het gesprek alvast met Bauke Lievens, die van aan de zijlijn het creatieproces begeleidde als dramaturge, regieassistent en coach. – Jonathan van der Horst

Alexander en Bauke (c) Tom Van Mele 3

(c) Tom Van Mele

Hoe ben je bij deze voorstelling betrokken geraakt?

Bauke Lievens: Alexander en ik kenden elkaar eerst niet, maar omdat verschillende mensen uit het circusveld zeiden dat we elkaar eens moesten ontmoeten, zijn Alex en ik eens een koffie gaan drinken. Eerst heel onwennig, omdat we allebei scherpe meningen hebben die wel eens durfden botsen. Vervolgens zijn we elkaar blijven volgen en ben ik eens naar repetities van zijn vorige voorstelling Caprices gaan kijken. Zo raakte ik ook betrokken bij ANECKXANDER. Aanvankelijk als dramaturg, maar gaandeweg raakte ik zo close bij het project betrokken dat we er een andere dramaturg hebben moeten bij vragen omdat ik er zelf geen afstand meer van kon nemen (lacht).

Waaraan is jouw inbreng in ANECKXANDER te voelen?

Bauke: Caprices was een choreografisch drieluik, een hommage aan de muziek van Sciarrino. Het had een structuur die in het circus meer gangbaar is: die van de exploratie van een circusobject. Maar deze keer wou ik echt een tragedie maken. Ik vind circus heel tragisch. Je ziet vaak alleen maar de glimlach op het gezicht van een circusartiest, terwijl circustraining eigenlijk een lijdensweg is, maar dat zie je nooit in een voorstelling. Zonder mijn inbreng zou ANECKXANDER heel wat minder tragisch geweest zijn.

Er zijn de laatste tijd veel dansante, woordloze voorstellingen gemaakt met naakte, jonge, mannelijke hoofdrolspelers. Denk bijvoorbeeld aan MOORE BACON! van Bosse Provoost & Kobe Chielens en de voorstelling Antithesis van Michel Vandevelde die voor Circuit X geselecteerd werd. Moeten we daar een trend in zien?

Bauke: Moeilijk om daar iets over te zeggen. Ik merk wel een tendens naar meer autobiografisch werk. Ik denk ook wel dat het tonen van de pogende mens iets is wat wel heel erg speelt bij onze generatie theatermakers. Het was evident dat wij een woordloze
voorstelling zouden maken omdat we vanuit een circus- en dansachtergrond komen. Dat was dus niet echt een expliciete keuze van ons. In het creatieproces hebben we ons wel afgevraagd wat het betekent om niet te spreken. Voor ons is het personage Aneckxander iemand die wel probeert te spreken, maar daar niet in slaagt.

Hoe is Alexanders houding tot het publiek?

Bauke: Eenzaamheid was voor ons een heel belangrijk thema in de voorstelling. Als je een solo maakt, is het wel moeilijk om eenzaamheid de hele tijd te blijven thematiseren. Om die eenzaamheid voelbaar te blijven maken, was het voor ons een dankbare tool om net wel in te zetten op de verhouding met het publiek. De voorstelling gaat ook over hoe we ons bewust zijn van hoe anderen naar ons kijken. De blik van anderen kan je nogal snel reduceren tot een aantal uiterlijke kenmerken. Zo valt bij Alexander zijn nogal ongewone lichaamsbouw snel op. In het dagelijkse leven merk ik dit ook: ik heb een wijnvlek op mijn gezicht die nogal aanwezig is.

Alexander en Bauke (c) Tom Van Mele 1

(c) Tom Van Mele

Enter Alexander. De boomlange man die we net nog naakt en in al zijn kwetsbaarheid op het podium zagen, komt nu zelfverzekerd en in pak onze kant op gestapt.

Hoe was het vanavond voor jou, Alexander? Is het echt zo zwaar als het eruit ziet?

Alexander Vantournhout: Het is een behoorlijk zware voorstelling om te spelen, inderdaad. Maar het probleem waar we nu mee zitten, is dat we ANECKXANDER al 52 keer gespeeld op een jaar tijd, waardoor het een beetje te comfortabel voor me wordt (lacht).
Dus proberen we er nu enkele ‘handicaps’ in te steken om mezelf te verplichten om geen shortcuts te maken. 

 

Alexander Vantournhout: “Mijn torso is veel te groot, net zoals bij een klein kind”

 

Heb jij dan echt zo’n buitenproportioneel lichaam dat je er een voorstelling over wou maken?

Alexander: Er bestaan van ideale verhoudingen voor lichamen en je kan je eigen lichaam daarmee vergelijken. Mijn torso is bijvoorbeeld te groot. Een torso van een kind neemt twee derde van het lichaam in. Bij mij is dat ook zo. Ik ben eigenlijk gewoon een heel groot kind (lacht). In ANECKXANDER hebben we gezocht naar objecten die mijn proporties beter in balans zouden moeten brengen. Zo zijn we bij de plateauzolen en de bokshandschoenen
terechtgekomen om mijn benen en handen te verlengen. De kraag dient dan weer om mijn te lange nek te verbergen. De objecten worden geïntroduceerd als handicap, maar in de loop van de voorstelling worden ze ook gebruikt als instrument. Dan gebruik ik een bewegingstaal die onmogelijk geweest zou zijn zonder die objecten.

Zit er al een nieuw project aan te komen?

Bauke: We hadden eigenlijk gezegd dat we niet meer zouden samenwerken. Maar we gaan het nu toch doen (lacht). We zijn aan het repeteren voor de nieuwe voorstelling Dummy die in februari in première gaat in nOna in Mechelen. Het is een duet voor twee mannen, gedanst door Alexander en Raphaël Billet. Waar ANECKXANDER ging over wat de confrontatie met een object doet met het subject, trekken we dat nu door naar hoe een
ander mens behandeld wordt als een object. De ene danser is dus actief en de ander passief, als een zak patatten – of een lijk.

Alexander: Het is een voortzetting van het onderzoek naar wat een object is. De protheses in ANECKXANDER bijvoorbeeld, zijn dat nog wel objecten? Mensen die met technologie aan hun lichaam leven, zoals de atleten bij de Paralympics, horen die protheses bij die persoon of zijn ze er los van? In onze volgende voorstelling zal ik die ‘dode’ persoon manipuleren, waardoor de dode materie ook weer levend wordt. Zoals in poppentheater (lacht).

Alexander en Bauke (c) Tom Van Mele 2

(c) Tom Van Mele

Tags: , , , ,