het Theater Festival

2015 – SEPPE BAEYENS

za 12 sep 2015

Tornar — Seppe Baeyens/Ultima Vez

“Ik denk dat ik een verbindingsofficier ben”

In de dansstudio van Ultima Vez in Molenbeek val ik binnen aan het begin van een repetitie van Tornar, de eerste grote dansvoorstelling van Seppe Baeyens. De bonte cast is druk in de weer: de kinderen dollen met de oude man, de dansers en muzikanten warmen zich intussen op, enkele tieners dalen op hun gemakje de trap af. Seppe zet zijn kroost aan het werk en staat mij te woord over Tornar, dat door de kinderjury geselecteerd werd voor Het Theaterfestival. — Evelyne Van Hecke

© Danny Willems

© Danny Willems

 

Je werkt met verschillende generaties op het podium. Was dit moeilijk?

Seppe Baeyens: “Ik vond dat het heel gemakkelijk verliep, misschien omdat de cast zich niet echt in subgroepen onderverdeelde. De spelers van dezelfde leeftijd gaan elkaar niet per se opzoeken. In een vorig project, waarin ik werkte met de helft kinderen en de helft volwassenen, ging dat veel moeilijker omdat iedereen daar tot een veilige subgroep behoorde. In Tornar zijn de leeftijden meer uiteen-lopend en ben je veel meer op jezelf aan-gewezen binnen de gemeenschap.”

Dat lijkt toch niet evident. Welke problemen heb je moeten overwinnen tijdens het maken?

“Ik heb geleerd dat je niet mag afzakken naar de leeftijd van een ander. Wat ik soms merk is dat professionelen zich gaan aanpassen wanneer ze met kinderen werken en hun dansbewegingen minder ingewikkeld maken. Het is echter doordat kinderen geconfronteerd worden met moeilijkere zaken dat ze zichzelf kunnen overstijgen. Kinderen worden vaak te zacht behandeld. Ze worden te vaak onderschat en overbeschermd. Als je dat in een maakproces van een voorstelling niet doet, wordt het resultaat ook veel echter.”

Je werkte al eerder met een intergenerationele cast. Waarom fascineert jou dit zo?

“Soms heb ik het gevoel dat er gaten zitten tussen de generaties. Ik geloof dat dans daar een bindmiddel in kan zijn. Ik beschouw mezelf als een verbindings-officier. Iemand die verbindingen legt tussen mensen, maar dan met dans als taal. Ik denk dat daar een grote kracht in zit. Toch hoeven die verbindingen niet per se enkel tussen generaties te gebeuren voor mij.”

Hoe hebben de kinderen de volwassenen uiteindelijk beïnvloed in dit proces?

“Ik verplicht de volwassenen uit de voorstelling om ook naar de kinderen te kijken. Een kind heeft iets heel onaf en ik zie dat graag. Dans hoeft niet altijd in een techniek of esthetiek te passen. Als een volwassene een kind kopieert en dat meeneemt in zijn dans, kan hij zijn kinderlijke naïviteit terugvinden. Dat vind ik heel mooi. We verbergen ons graag achter een techniek, maar eigenlijk zit die naïviteit nog in ons. Je hebt natuurlijk wel techniek nodig, want zonder blijft een voorstelling niet overeind. Soms zie ik een schone beweging en vraag ik aan de kinderen om die te reproduceren, maar daar hebben ze vaak techniek voor nodig die ze ontbreken.”

Je gebruikt in Tornar een orkaan als meta-foor voor de afbrokkelende solidariteit. Hoe vertaal je dat naar een voorstelling?

“Ik heb zelf altijd een grote solidariteit gevoeld in de samenleving, maar nu mis ik die. Tornar is ontstaan vanuit de vraag welke orde of bescherming we nodig hebben om dit terug te voelen. Na een orkaan is er telkens veel solidariteit, maar het lijkt alsof mensen zo’n natuurramp nodig hebben om die solidariteit te tonen. De danstaal in Tornar is volledig geïnspireerd op alle gedaantes en karakters van wind. Ik werd hiervoor geïnspireerd door filmpjes van mensen die in een tornado sprongen. We hebben ook een fragment uit de film American Beauty vertaald naar dans. Tijdens de repetities zette ik eens een ventilator aan en liet ik een zakje wegwaaien, terwijl de dansers een kopie maakten van de beweging van dat zakje. Ik stelde de spelers ook de vraag wat er zou gebeuren in je lichaam wanneer je een tornado inademt. Dat zijn enkele voorbeelden van hoe we die orkanen en wind in beweging hebben vertaald. Ook in de totale structuur van de voorstelling is de wind zichtbaar. Tornar neemt net zoals de wind eindeloos veel gedaantes aan. De wind gaat immers nooit helemaal liggen.”

Je maakte Tornar onder de vleugels van Ultima Vez. Welke invloed heeft Wim Vandekeybus op jou gehad?

“Toen ik 18 was, heb ik voor het eerst What the Body Does Not Remember (de debuutvoorstelling van Wim Vandekeybus, nvdr) gezien. Ik werd van m’n sokken geblazen. Ik heb zelf nooit een echte dansopleiding gehad, maar ik heb altijd wel aan heel wat dansprojecten meegewerkt en ik ging vaak naar voorstellingen kijken. Zo ontdekte ik mijn eigen danstaal en merkte ik dat ik daarin een affiniteit had met het werk van Wim Vandekeybus. Net zoals Wim geloof ik dat een idee in jouw lichaam zit en niet in jouw hoofd. Daarin is hij zeker een rol-model voor mij.”

Hoe kwam je bij hem terecht?

“Ik danste al een tijdje in voorstellingen. Daarnaast gaf ik ook workshops en ateliers in Gent en Leuven. Maar omdat ik in Brussel woon, wilde ik ook graag hier kunnen werken. Daarom ben ik op Wim afgestapt en legde ik hem een plan voor een workshop uit. Als test mocht ik een week een workshop komen geven. Op het einde van de week kwam Wim kijken en was hij erg tevreden. Van daaruit is het verder gegroeid. Nu, drie jaar later, mocht ik Tornar maken bij Ultima Vez.”

Had je verwacht dat de kinderjury Tornar zou selecteren voor Het Theaterfestival, of was dat toch eerder onverwacht?

“Ik was toch blij verrast. Tornar is immers niet specifiek bedoeld voor een kinder-publiek, maar ik geloof wel dat er iets in de voorstelling zit waar kinderen zich mee kunnen identificeren.”

(Ischa en Leonie, twee van de jonge dansers, vangen mijn vraag op en delen spontaan hun antwoord met mij.)

Ischa: “Ik had het niet verwacht dat we geselecteerd zouden worden, omdat het toch een vrij zware voorstelling is. Het is geen typisch kindermateriaal. Er wordt ook niet in gesproken. Daarom dacht ik dat het voor kinderen wel moeilijk zou zijn om een uur geconcentreerd te blijven. Maar ik denk dat Tornar een mooi beeld geeft van hoe mensen met elkaar kunnen omgaan en dat raakt misschien wel.”

Leonie: “Chisom, een van de kinderen uit de voorstelling, stopt sinaasappelen in een bh, zodat het lijkt alsof ze borsten heeft. Dat vind ik wel grappig. Misschien komt het daardoor?” (lacht)

What’s in a name?
Ultima Vez

Ultima Vez. Wanneer je het hoort, denk je wellicht meteen aan het gezelschap van Wim Vandekeybus. Tenzij je Spaanstalig bent en met dans helemaal niks te maken hebt. Dan denk je wellicht iets anders. Wat heeft Wim Vandekeybus nu toch met een Spaanse “Laatste Keer”?

“Ik was indertijd mijn eerste voorstelling What the Body Does Not Remember aan het ontwikkelen in Madrid. Daarvoor wou ik subsidies aanvragen, maar om die te krijgen moest ik een vzw oprichten en dus moest ik wel een naam bedenken,” aldus Wim Vandekeybus. Hij koos er uiteindelijk voor om zijn compagnie Ultima Vez te dopen. “Een Spaanse naam klonk goed. Het is een universele taal en tegelijk klinkt het exotisch. Er spreekt ook een grote passie uit de naam Ultima Vez.” Zijn dansers zouden de naam waarschijnlijk perfect vinden passen, omdat Wim tijdens repetities eindeloos kan blijven vragen om een scène nogmaals ‘een laatste keer’ te doen. Wim drijft zijn dansers graag tot het uiterste. “Dat durf ik wel eens doen,” bevestigt hij. “Maar het is ook zoals in dat lied, ‘Besame mucho como si fuera esta noche la ultima vez’, wat zoveel betekent als ‘Kus me alsof het vanavond de laatste keer is’. Het gaat me om die passie van de laatste keer. Die kan rauw zijn, maar ook subtiel en zacht. Ik wil wel altijd iets neerzetten alsof het de laatste keer is dat we het zullen doen,” zegt hij. Na drie decennia is Wim nog steeds tevreden over zijn keuze. “Het klinkt goed en het past perfect bij alles wat ik doe.”

 

 

Tags: , ,