“Enkel in het theater willen we geloven dat doden kunnen verrijzen. Requiem pour L. van Fabrizio Cassol en Alain Platel boort die kracht van het theater aan, maar steunt daarbij, niet toevallig, ook op de troost van de muziek, met name Mozarts Requiem.”
Juryrapport
“Wat Requiem pour L. vooral doet - op artistiek en emotioneel vlak - is het opheffen van opposities. Zang staat niet tegenover dans, westers niet tegenover niet-westers, verdriet niet tegenover vreugde.”
Etcetera
Voor Requiem pour L. lieten regisseur/choreograaf Alain Platel en componist Fabrizio Cassol hun oog vallen op Mozart. Een idee van Cassol, bekend van de avant-garde jazzband Aka Moon. Hij schrijft met deze hedendaagse interpretatie van Mozarts Requiem verder aan een persoonlijke artistieke geschiedenis waarin hij verschillende muzikale culturen samenbrengt rond een bepaalde thematiek. Hiervoor steunt hij zowel op orale als geschreven tradities. Veertien Afrikaanse en Europese muzikanten reconstrueren Mozarts Requiem door het te versmelten met jazz, opera en populaire Afrikaanse muziek. Alain Platel zoekt naar een fysieke en visuele vertaling van associaties en beelden die een requiem oproepen, van een dodenmis over massagraven tot afscheidsrituelen.
Uit het juryrapport:
Theater helpt ons om, net als religieuze riten, om te gaan met onheil en dood. Enkel in het theater willen we geloven dat doden kunnen verrijzen. Requiem pour L. van Fabrizio Cassol en Alain Platel boort die kracht van het theater aan, maar steunt daarbij, niet toevallig, ook op de troost van de muziek, met name Mozarts Requiem.
Mozart overleed vooraleer hij dat Requiem kon voleindigen, waarop een bevriende componist, Franz Xaver Süssmayer, het uiteindelijk afwerkte. Fabrizio Cassol keerde echter terug naar de originele partituur van Mozart, en completeerde die op zijn manier. Hij cijfert zichzelf niet weg zoals Süssmayer. Net zoals bij Coup fatal (2014), zijn eerdere productie met Platel, deed hij beroep op muzikanten uit Afrika, Portugal en België. Daarmee krijgt het werk een heel andere klankkleur en toon: in plaats van een klassiek orkest hoor je hier accordeon, duimpiano, elektrische gitaar of tenortuba. Daarnaast verving Cassol de koren door individuele stemmen en kregen Latijnse teksten soms een Afrikaanse vertaling. Zo ontstaat iets nieuws, noch Afrikaanse, noch westerse muziek.
De vitaliteit ervan staat tegenover een geluidloze zwart-wit film van een stervende vrouw, die als een continu memento mori het podium domineert. En juist in die confrontatie tussen film en muzikanten gebeurt iets bijzonders. De Afrikaanse muzikanten benaderen niet enkel Mozart anders dan wij, West-Europeanen. Ze staan ook anders tegenover rouw en dood. Voor hen geen droeve gezichten en stroeve gebaren. Zij ‘vieren’ een overlijden uitbundig. De uitgelaten interpretatie van de muziek brengt hen als vanzelf aan het dansen. Subtiel capteerde en versterkte Alain Platel die levenslust nog. Als de vrouw op het scherm sterft, zetten de muzikanten uitbundig de finale in. Als om te zeggen: dit leven is voorbij, maar de herinnering blijft.
Elke avond herrijst deze vrouw zo in dit stuk. Niet zozeer als individu. Als kijker weten we tenslotte nagenoeg niets over haar. Die verrijzenis is geen doen alsof. De vrouw die toestond dat ze gefilmd werd sprak daarmee een akte van vertrouwen uit in het leven. Daar geven de performers gestalte aan. Dat is pas echte magie, en niet alleen theater.