Het TheaterFestival 2023 in de pers
27 sep 2023
vr 15 sep 2023
Vandaag en morgen zal de tijd in de KVS BOL even stilstaan. In de dansvoorstelling What Remains brengt choreografe en danseres Zoë Demoustier een bijzondere groep performers op de scène: de ene helft in de vroege lente van hun leven, de andere helft in de diepe winter. Samen dansen zij een ode aan het vergeten, het verliezen en het onthouden. Zoë geeft ‘tijd maken’ met deze voorstelling een heel andere betekenis en maakte ook letterlijk tijd voor een interview met onze redactie op een Brussels terras.
Maria de Cort en Rune Wittouck
© Kurt Van der Elst
‘The two most powerful warriors are patience and time’, schrijft Leo Tolstoj in Oorlog en vrede, een boek dat in de Nederlandse vertaling 1600 pagina’s beslaat. What Remains, de dansvoorstelling van danseres en choreografe Zoë Demoustier, duurt daarentegen slechts zeventig minuten, maar slaagt erin dezelfde boodschap te doen doorschijnen. De voorstelling, die Zoë onder de vleugels van Ultima Vez maakte, vertelt een verhaal met en over een begin en een einde. In het duet tussen een jonge en een oude generatie staat het steeds veranderende lichaam centraal. Voor de jonge maakster is het de eerste keer dat ze zo’n groot project aanstuurt. Ze blikt met ons terug op de kiemen van het concept en op het creatieproces, maar kijkt ook vooruit: naar de voorstellingen dit weekend én naar de toekomst.
De eerste sporen van wat uiteindelijk What Remains is geworden, zijn te vinden in het begin van de coronacrisis. ‘In die periode leed iemand uit de familie aan Alzheimer’, vertelt Zoë. ‘Hij is intussen overleden. Wat me heel erg raakte, was het moment waarop ik zijn zoon hem zag omkleden. De rollen werden als het ware omgedraaid. Ik stond daar heel dichtbij, maar als theatermaker stond ik dat tegelijkertijd met een extra oog te analyseren. Dat heeft iets schrijnends.’
Het beeld werd het begin van een onderzoek naar hoe ouder worden, oudere mensen, verlies en rouw een plaats krijgen in onze maatschappij, en vormde de basis voor een centrale scène in de voorstelling waarin de acteurs van kleding wisselen. Bij wijze van onderzoek ging Zoë langs in lagere scholen en woonzorgcentra om zowel kinderen als ouderen te interviewen over wat verdriet, verlies en rouw voor hen betekenen, en over hoe hun herinneringen in elkaar zitten. Wat blijft ons bij? Wat vergeten we?
‘Ik vond het heel indrukwekkend hoe open kinderen daarover kunnen spreken.’ Het valt ook op hoe open zij over die onderwerpen vertelt: ‘Ik ben zelf iemand die heel veel angst heeft voor de dood. Ik kan moeilijk dingen loslaten.’ Als we vragen of de voorstelling haar daarin een soelaas heeft kunnen bieden, of de angst juist heeft vergroot, twijfelt ze even. ‘Het donkere blijft wel een beetje’, antwoordt ze uiteindelijk. ‘What Remains wordt verteld vanuit een rouwend perspectief. Een recensie zei dat ik het idyllische van de kindertijd heel sterk vertolkte en het donkere van ouder worden. Ik begrijp dat er misschien een tegenwicht zou kunnen worden geboden, maar toch is het hoe ik, en heel wat leeftijdsgenoten, er nog steeds naar kijken.’
Het creatieproces bleek een zoektocht. Hoe ga je als maker om met die verschillende leeftijden? ‘Ik merkte dat ik soms wel een bepaalde voorzichtigheid had die mij eigenlijk niet echt in dank werd afgenomen’, geeft ze toe. ‘Anderzijds zaten we wel echt met twee heupoperaties en slechte knieën. Fysiek maak je wel wat mee.’
Zeker als vrouwelijke danser is er geen ontsnappen aan de constante verandering van het lichaam, de confrontatie daarmee, en de verwachtingen errond. Met die verwachtingen over ouder worden, die zij als jonge maker ook moest tackelen, speelt Zoë wanneer ze het plastische lichaam van haar grote cast centraal zet. ‘De voorstelling was voor mij ook een leerproces om die blik op ouderdom te veranderen.’ Niet alleen kiest ze met dans een vorm die door de constante verandering even vluchtig en ongrijpbaar is als een lichaam, ze zoekt bewust ambiguïteit op door middel van herhalingen, tegenstellingen, vervagingen en personages die wisselen in geslacht, leeftijd, rol en functie. Als publiek weet je niet meer wie wie is, en ben je genoodzaakt die verwachtingen los te laten. ‘Ik las onlangs een super mooi boek, Het lied van ooievaar en dromedaris van Anjet Daanje. Daarin werkt de schrijver met een structuur die me aan What Remains deed denken: bepaalde stukken worden teruggenomen en herhaald tot je als lezer of kijker op een bepaald moment niet meer weet wat de waarheid is.’
What Remains werkt niet alleen thematisch, maar ook conceptueel met tijd en de beleving ervan. Door momenten van stilstand in te lassen tussen de bewegingen, brengt de voorstelling een ode aan het geduld. ‘Ik vind het boeiend hoe stilstand ook beweging kan zijn en hoe een beweging kan doorvloeien in stilstand.’ Voor het publiek gaat de tijd wellicht traag tijdens de voorstelling. Daarmee hoopt Zoë een confrontatie met onze conventionele tijdsbeleving te veroorzaken. ‘De tijd gaat voorbij. Soms zitten we vast in de tijd, andere keren vechten we er juist tegen.’
De cast valt op in de gangen van het KVS-gebouw, waar spelers, medewerkers en de redactie van Het Theaterfestival samenkomen om te lunchen. Kinderen zien we niet vaak op de theaterplanken, maar ouderen worden er nog minder gerepresenteerd. Zoë hoopt dat het publiek vanavond en morgen in de KVS ook door meerdere generaties vertegenwoordigd zal worden. Op vorige speelplekken hadden sommige theaters uitdrukkelijk ingezet op het bereiken van een generationele breedte van de toeschouwers. Met succes: er waren kinderen met ouders en grootouders, er waren 65-plussers en studenten. ‘Dan wordt het theater een spiegel: wij kijken naar elkaar in de zaal en wij kijken samen naar de spelers op de scène. Daarover moet theater gaan. Met die spiegel kan je echt iets teweegbrengen, geloof ik.’
In haar vorige voorstelling, de danssolo Unfolding an Archive, werkte ze met het archief van haar vader, die oorlogsjournalist is. Van die beelden, die een kwarteeuw aan menselijk leed overspannen, maakte ze fysieke interpretaties. What Remains is, door een ‘bewegingstaal’ vol stilstand en vertraging, al even beeldend. ‘Door die momenten van stilstand wordt er steeds een ademend beeld gehouwen. Die beelden blijven het publiek dikwijls bij. Ik kreeg al vergelijkingen te horen met Bill Viola of de Vlaamse Primitieven, dat vond ik enorm mooi.’
Eén performer, de opener van de voorstelling, springt ertussenuit. Uit een bundel licht verschijnt Misha Demoustier op de kale scène. Voorzichtig − we hebben allebei een fijne broer, maar kennen ook de troebelingen − vragen we naar de samenwerking tussen broer en zus. Dat het niet zonder akkefietjes ging kan Zoë zeker toegeven, maar ze licht ook de vanzelfsprekendheid van hun samenwerking toe. ‘Misha begreep me vaak zonder dat ik iets moest zeggen. Iets in je hoofd vertalen naar echte woorden is zo moeilijk, maar bij hem hoefde dat vaak niet.’ Als we vragen of ze erg op elkaar lijken, schudt ze haar hoofd. ‘Ik heb een heel klassiek traject bewandeld, terwijl Misha juist een autodidact is. Hij leerde zichzelf dansen, muziek spelen en gitaren bouwen. Ik kijk heel erg op naar mijn broer, en leer steeds nieuwe dingen van en over hem.’
Misha werkte ook mee aan de soundtrack van de voorstelling, die hij samen met Rint Mennes samenstelde. Ze gebruikten elementen die op voorhand zijn opgenomen, klanken uit de repetities, muziekcomposities en opnames uit woonzorgcentra. Dat die klankrijkdom live wordt aangestuurd en niet louter een op voorhand vastgelegde soundscape is, dikt de symbolische laag van de voorstelling aan: het hier en nu wordt haast een aparte performer.
‘Wat hoop je dat er overblijft? What remains?’ vroegen we wanneer ons uur stilaan ten einde liep. Zoë nam de tijd om erover na te denken. ‘Ergens hoop ik dat de castleden iets hieruit meenemen voor het leven, dat zij hier met mooie herinneringen aan kunnen terugdenken.’ Terugdenken doet ze zelf ook: ze blikt terug op haar eerste ervaringen in de podiumkunsten en op samenwerkingen met volwassenen als kind bij fABULEUS en Kabinet K. ‘In onze cultuur ontmoet je niet vaak mensen uit andere generaties op een hiërarchieloze manier. Die ontmoetingen hebben mij toen erg beïnvloed in de keuzes die ik daarna heb gemaakt, in de mensen die ik heb ontmoet en in hoe ik naar de wereld keek. Ik vind het heel mooi om te zien hoe dat nu ook gebeurt bij de kinderen waarmee ik werk, of dat hoop ik toch.’
© Tom Herbots