het Theater Festival

Woke up like this

ma 03 sep 2018

Het afgelopen weekend stond Het TheaterFestival in het teken van bewustwording op de planken. Vertonen of intomen, en elke consequentie die daaraan vasthangt. Zo speelde Wunderbaum twee avonden Daar gaan we weer (White Male Privilege) en vond zondagnamiddag de reeks debatten van Tweespraak plaats. Wat valt er nog te zeggen? En vooral: hoe moeten we dat zeggen? Een weekend vol eindezomerzon en wij die kozen voor de theaterzaal, binnen, om het licht te laten schijnen op deze twijfels. 

Lieselore Remans

 

(c) Tina Herbots

 

Stelling: de optelsom van de bedenkingen die je over theater­representaties maakt, bepaalt in welke mate je al dan niet woke bent. Die term is overgewaaid vanuit de overzeese Ferguson Rellen in 2014 en de Black Lives Matter Movement die daarop volgde. De oproep Stay woke impliceert een sociaal besef van onopgemerkt onrecht, zoals Childish Gambino verkondigt in Redbone (uit het al even welluidende album Awaken, My Love) en This is America. De term woke is ondertussen verbreed tot een algemeen bewustzijn van je privileges, een wakkerheid over de voordelen die je genoot. In extremis kan woke zelfs een scheldwoord worden voor de (witte?) man die zich in alle bochten wringt om zich te ontdoen van elk vooroordeel en zich door dat bewustzijn net superieur voelt.

Ontwaken uit je illusies, het is iets gelijkaardigs als de rode pil uit The Matrix nemen. Het is niet evident om te zien dat je tot een bevoordeelde groep behoort en al helemaal niet om dat toe te geven, aangezien het privilege dikwijls in onwetendheid ontspringt. Alleen door ontwakening kunnen we vooruit. Theater kan confronteren. Ons wakker schudden. Moet dat kwetsend gebeuren?

Raven Ruëll distantieerde zich van de verontschuldiging die KVS-directeur Michael De Cock formuleerde betreft de herneming van Het leven en de werken van Leopold II — de voorstelling die hetze veroorzaakte in maart. Ruëll had vooral moeite met het individu dat zich representatief voor een hele groep waant, met een reactie ‘in naam van’ de anderen. Heleen Debeuckelaere stelde daarop de vraag wat de verantwoordelijkheid is van de maker als kwetsende objecten (terug) opduiken. Welke intentie beoog je met een dergelijk stuk? Debeuckelaere meende dat je als gekwetst persoon dat moet durven uiten. Hierin schuilt net dat (niet-)universele van het oordeel. Er is een verschil tussen ‘Ik vind die voorstelling niet kunnen’ en ‘Dat mag niet’. Wanneer geldt het ene gevoel voor de groep? Kan je je in meervoud uitspreken?

Eenzelfde vraag rees in het debat over repertoire. Bij de vorming van een archief — geïntroduceerde term die repertoire moet vervangen — kom je sowieso in aanraking met blinde vlekken. Frank ‘mijn held heet niet Vondel’ Vercruyssen (Tg STAN) meent dat de grenzen van dat archief louter gebonden zijn aan eigen keuzes: wat spreekt mij aan. Tegelijkertijd kan die keuze kwalijk genomen worden als we ze voor universeel aanzien, als we stellen dat het iedereen kan aanspreken. Een bepaald stuk — gekozen uit persoonlijke interesse — legt net je blinde vlek voor. Als je voor iets kiest, dan kies je ook voor iets anders niet, schrijf je een eigen canon.

Net omdat we niet willen kwetsen, treedt er afvlakking op: inhoud slaagt er niet altijd in om iedereen tevreden te stellen, en als het dat wél doet, is er geen inhoud meer. Zeer pijnlijk wordt het als we onze verontschuldigingen, onze wokeness, willen aankaarten, maar na elke zin halt moeten houden. De voorstelling Daar gaan we weer legde die verwrongen pijnlijkheid perfect aan banden. Wanneer illustrator Leslie met moeite verwoordt op welke manier de nieuwe vriend van redacteur Inge ‘anders’ is, vat die laatste het samen als ‘ja, hij kan met bestek eten, als dat is wat je bedoelt’. Er is geen ruimte voor kritiek, zo blijkt, iedereen voelt zich altijd wel aangevallen. Het is echter een kwestie van de intentie juist te vatten achter die kritiek. Niet voorzichtigheid, maar duidelijkheid is een vereiste voor oordeel.

Die duiding kan op een extern niveau plaatsvinden. Drama is universeel, humor is dat niet. Alles is context, sprak Tom ‘iedereen heeft hem gelezen’ Lanoye. Het is dan inderdaad de vraag of het publiek die referentie meeheeft van zichzelf of dat dat geëxpliciteerd moet worden. Als Ruëll meent dat theater ontstaat door controversiële stellingen, levert dat niet de garantie op dat iedereen doorheen de controverse kan kijken. Bovendien werkt die kadering dikwijls moraliserend, waar het een impliciete moraal van het stuk net wil ontwijken. Ontsnappen aan dat moralisme kan volgens Joachim Robbrecht door een deel van het debat te integreren in de voorstelling, zoals dat bij Crashtest Ibsen: Nora is gebeurd. Maar behoeft elk kader op zijn beurt geen extra kader? Hoe ver trekken we dat bewustzijn door?

Na dit weekend vol spraak en tegenspraak rijst de vraag hoe wakker het theater vandaag is. Zij we woke genoeg? Verre van. Voelen we ons superieur door erover na te denken? Evenmin.
Het zijn debatten die gevoerd moeten worden, die onze blinde vlekken blootleggen. Niemand is meteen vrij van onwetendheid. Niemand werd ooit zo wakker.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Tags: ,