“Terwijl we samen met Vladimir en Estragon eindeloos wachten op (n)iets, resoneren hun fundamentele eenzaamheid en de zinledigheid van hun bestaan als nooit tevoren met de actualiteit van dit pandemiejaar.”
#jury21
“Even groots als intiem, visueel indrukwekkend en opmerkelijk gevoelig vertolkt. Soepel schakelend tussen tragedie, klucht en slapstick bewijzen de heren hoe rijk Becketts theater is, zowel in vorm als in inhoud.”
De Morgen
Koen De Sutter, Tom Dewispelaere, Nico Sturm en Tom Van Dyck spelen de oerklassieker. Actueler dan ooit. Ondanks zijn reputatie wordt het stuk zelden opgevoerd. Bijna zeventig jaar na publicatie buigt Olympique Dramatique zich over dit stuk dat tegelijk klucht, vaudeville, tragedie en pure slapstick is.
Vladimir en Estragon zitten te wachten op iemand die Godot heet. Hoe lang ze al aan het wachten zijn, weten ze niet. Ook niet of ze wel op de juiste plek zitten. En al evenmin weten ze wie Godot is en wat die hen zou moeten komen vertellen. Wat ze zich herinneren, zijn enkel flarden van een wereld die er niet meer is. En het enige wat ze hebben is tijd. Veel tijd. Om te discussiëren. Om ruzie te maken. Om na te denken. En vooral om zich te vervelen.
Wachten op Godot (1953) van Samuel Beckett was bij zijn verschijning onmiddellijk een klassieker. Niet alleen omdat het de naoorlogse verwarring en onzekerheid zo scherp wist te verwoorden, maar ook en vooral omdat het in één klap het theater voorgoed veranderde.
Uit het juryrapport:
Wachten op Godot (1953) van Samuel Beckett is één van de meest iconische teksten van het West-Europese repertoire. Sinds de oeropvoering van Roger Blin in 1953 beten al heel wat regisseurs en spelers hun tanden stuk op deze tekst. Via de regieaanwijzingen beperkt Beckett tot op de millimeter de vrijheid van al wie met zijn tekst aan de slag wil gaan. En toch slaagt Olympique Dramatique erin deze rijke maar weerbarstige tekst weer leven in te blazen, zonder grote regiegebaren of al te dwarse interpretaties, maar met precies spelerswerk. En zo komt, haast achteloos, de existentiële grondlaag van de tekst opnieuw bovendrijven.
Twee mannen – Vladimir gespeeld door Tom Dewispelaere, Estragon door Tom Van Dyck – wachten bij een boom, op iets of iemand, en die blijkt maar niet te komen. Wat ze daar doen, weten ze eigenlijk zelf ook niet. En dus rest hen slechts één ding: de tijd dicht lullen. Het stuk is letterlijk gepraat in het luchtledige, maar krijgt net daardoor zijn volle betekenis. Dat lullen, dat doen De Wispelaere en Van Dyck met brio: ze spelen de partituur licht, als triestige clowns (maar zonder de clown uit te hangen!), voortdurend balancerend tussen onhandigheid en opgekropte gewelddadigheid. Beiden zijn tot elkaar veroordeeld, ze hebben elkaar nodig, maar lijken ook om elkaar te geven.
Tot tweemaal toe ontmoeten ze Pozzo en Lucky. Koen De Sutter speelt zijn Pozzo met grove, groteske trekken, in een geestige mengeling van Nederlands, Frans en Duits, en maakt zo van Pozzo een ijdele blaaskaak. Lucky kan enkel denken op bevel, met zijn hoed op. Sturm brengt de onsamenhangende tekst van zijn personage heel secuur, serieus zelfs, en geeft zo een complexe laag aan zijn personage, dat meestal gespeeld wordt als een dazende zot.
Maar het belangrijkste personage is misschien wel de ruimte. Het enorme speelvlak van de Waagnatie, mét de obligate (want verplichte) boom, verbeeldt treffend de grondlaag van het stuk: de ruimtelijke leegte is ook een existentiële leegte. Wij horen de spelers in een koptelefoon: ze zijn nabij, in ons hoofd, en toch zo veraf.
Universaliteit is een hol begrip, zeker in het theater als contextuele kunstvorm bij uitstek. En toch slaagt Olympique Dramatique erin dit stuk uit de zwaarmoedige jaren vijftig te laten spreken voor onze tijd. We verlangen naar een reden, naar een vlucht uit dat steeds weer opstekende gevoel van zinloosheid, maar dat is uiteindelijk wat ons rest en bindt: leegte. In de handen van Olympique Dramatique wordt lichtheid een remedie tegen zwaarmoedigheid. De vraag is of het helpt.