het Theater Festival

Tweespraak: stof tot nadenken

za 01 sep 2018

Zondag rustdag. Of onrustdag. Gesprekken over theater gaan vaak gepaard met een belerend vingertje, bijwijlen een ethische overhand zo u wil. Kan dat op een andere manier? Kunnen we ons vinden in elkaars verschillen? Hoe ver strekt de kloof tussen onze opvattingen? Is die enigszins overbrugbaar?  Dat wordt zondag uitgezocht in Tweespraak. In samenwerking met Etcetera en rekto:verso worden drie heikele kwesties aangesneden — dekolonisatie, naakt, repertoire — waarbij twee tegengestelden in debat gaan. Een ontmoeting in de verdeeldheid. Wij bieden u alvast enkele starters om u voor te bereiden op de (on)rustige gesprekken. 

Lieselore Remans en Ans Van Gasse

Dekolonisatie

Over zwarte humor en witte onwetendheid. Waar ligt de kritische grens in de beeldvorming van zwarte mensen op scène? Raven Ruëll in gesprek met Heleen Debeuckelaere, bevraagd door onder meer Joachim Ben Yakoub.

Raven Ruëll en Heleen Debeuckelaere

 

Waarom kijken we nog steeds zwart-wit?

De Belgische koloniale geschiedenis stopte in 1960, ruim vijftig jaar geleden, denkt de scepticus. Welk gesprek kan men hierover nog voeren? Donderdagavond luidde de State of the Youth van Aïcha Cissé en Aminata Demba al : we zouden het hier liever niet over hebben, maar onze maatschappij is verre van klaar om het verschil te vergeten. We zijn nog lang niet in het reine met onze geschiedenis, bewijzen voorstellingen als Para, Daar gaan we weer (White Male Privilege) en Amnes(t)ie. In hoeverre wij nog die geschiedenis als tekenend ervaren, lijkt daarbij te variëren van ‘niet’ tot het dronken lallen dat ‘de Congo van ons’ is. Er ontstaat een vermoeidheid over het thema, maar de herhaling blijkt noodzakelijk. Kan dit ooit een non-debat worden? Wanneer moeten we niet meer talmen over zwartevrouwverdriet, zoals Cissé stelde, en kunnen we de term gewoon afschaffen?

Vijf gespreksstarters

1. De geschiedenis van de dekolonisatie is er vooral één van gefaalde idealen. Congo ging na de onafhankelijkheid een tijd van politieke en maatschappelijke onrust en rellen tegemoet. Kritische stemmen zien daarin de verdediging van de gekrenkte ex-kolonialisten: zij wisten misschien niet beter, ze werden té snel van hun autoriteit ontdaan. Of is het net een bewijs dat na inmenging geen mogelijkheid tot restauratie meer bestaat? Hebben we als witte onderdrukker volledige continenten voorgoed onleefbaar gemaakt? Hoe psychologisch afhankelijk is die politieke onafhankelijkheid geworden? Hoe koloniserend blijft onze dekolonisatie?

2. Twee weken geleden galmde op Pukkelpop de bezwarende woorden uit de inleiding na. Jonge, lichtjes dronken – en daarom onbezonnen? – lieden zongen het uit volle borst, alsof er niets aan de hand was. Het onbezonnene is daarom geen vrijgeleide om het ondenkbare te prediken. Afgelopen lente zong een witte vrouw (opnieuw onwetend?) het n-woord op het podium tijdens M.A.A.D. city mee, waarop Kendrick Lamar zijn performance meteen stillegde. Het festival als plek waar onderbewuste gedachten terug de kop op steken? De onwetendheid die ons parten speelt? Hoeveel oerwoudfuiven, compromitterende striptitels of tekeningen duiken er nog op uit de blinde vlekken?

3. Met hun online stickershop bewijst studentenvereniging Schild en Vrienden dat jong racisme meer dan ooit leeft,
vaak voortvloeiend vanuit het gevoel dat de eigen positie wordt bedreigd. Opschriften als ‘white lives matter’ verwoorden het gevoel van die witte jongeren dat zij, in alle hetze, vergeten worden. Hoe schuldig zijn we voor wat voor ons gebeurde en hoe dienen we daarmee om te gaan?

4. Gaan we ermee om of gaan we er omheen? Zo lag Leopold II het afgelopen jaar meermaals onder vuur. Zijn standbeeld in Ekeren kreeg af te rekenen met vandalisme: rode verf bekladde het symbool van racisme en onderdrukking, naar het rode, bloedige verleden van de koning. Sinds enkele weken heeft het omstreden standbeeld een tekstbord gekregen die voorziet in kadering en uitleg. Daarnaast werd de controversiële Cyriel Verschaevestraat in Lanaken omgedoopt tot Anne Frankstraat. Hoe gaan we om met monumenten die verwijzen naar onze confronterende geschiedenis? Weghalen en het straatbeeld zuiveren? Of is deze vorm van censuur uiterst belemmerend in een creatieve samenleving en kunnen we het beter voorzien van duiding? Een museumplaats, een tekstbord, een waarschuwing? Zo wordt een donkere pagina uit de geschiedenis niet geschuwd, maar toegelaten en gekaderd.

5. Die verdrongen geschiedenis komt ook terug bij onze zuiderburen. Afgelopen jaar gold niet enkel als herdenking voor mei ’68 als ideaal voor het Belgische en Franse vrijheidsdenken, maar ook voor de Algerijnse onafhankelijkheidstrijd van datzelfde jaar. In het licht van ‘witte’ en ‘westerse’ geschiedenis wordt deze revolutie van Algerije met haar bloederige slachtoffers in Parijs vaak over het hoofd gezien, moet deze opstand tot dekolonisatie in ons geheugen wijken voor andere gebeurtenissen die ons in een beter daglicht zetten.

 

Naakt en seksisme

Over esthetisch naakt en verdoken seksisme: is er een nieuw puritanisme in opgang over naakt op scène? Julie Cafmeyer in gesprek met Marijn Lems,bevraagd door Ilse Ghekiere en Edith Cassiers.

Julie Cafmeyer & Marijn Lems

 

Waarom tobben we weer over al dat naakt?

Iedereen wordt naakt geboren en toch is het een bron van schaamte, voornamelijk door het scheppingsverhaal. Sterker nog : we zouden het hoogtepunt van seksuele vrijheid al gepasseerd zijn. Zitten we in een puriteinse reflex ? Geven we ons voortaan bloot met onze kleren aan? Voorstellingen als 21 Pornographies van Mette Ingvartsen en Daar gaan we weer (White Male Privilege) van Wunderbaum plaatsen daar tijdens Het TheaterFestival enkele kanttekeningen bij. Vele #MeToo-debatten en politiek correcte gendergesprekken later hebben we bedenkingen bij dat esthetisch naakt.

Vijf gespreksstarters

1. Naakt is meestal een term die in de actualiteit wordt aan­gehaald om controverse aan te duiden, het afgelopen jaar was dat niet anders. Zo kon u deze zomer tijdens de tentoonstelling Experience Traps in het Middelheimmuseum een alternatieve route volgen om de triomfalistische erectie te ontlopen, censureerde Facebook rubensiaanse vrouwen omdat het algoritme u tegen
al dat naakt wilde beschermen en was er in de slipstream van
de mogelijke IS-strijder in Lam Gods ook wat consternatie omdat Milo Rau aankondigde een naakte Adam en Eva te gebruiken. Anderzijds kon u, volledig ontdaan van kleren, een rondleiding volgen in het Fotomuseum van Antwerpen bij het werk van fotograaf Paul Kooiker. Waarom is naakt vaak voorzien van een negatieve connotatie? Ondanks de ‘natuurlijke’ staat lijkt zich uitkleden een meer controversiële activiteit dan zich aankleden. Krijgt die naaktheid (in de media) ooit haar goddelijke waarde terug? Kan naakt ooit een default mode worden?

2. In 2018 vierden we tevens het jubileum van mei ’68 en haar (voorbarige?) vrije waarden. In 1967 werd Hugo Claus nog aan­geklaagd voor openbare zedenschennis nadat hij drie naakte mannen als Heilige Drievuldigheid ten tonele bracht in Masscheroen, zijn bewerking van Mariken van Nieumeghem. Zijn effectieve gevangenisstraf werd voorwaardelijk, zijn geldboete bedroeg uiteindelijk 10 000 frank. Welke straffen worden er vandaag nog toegepast bij zulke overtredingen? Kan het theater nog zijn regels overtreden? Zijn we in die vijftig jaar de barricades ontvlucht en de veilige (kleer)kast ingedoken? Bedekken we ons voortaan met de mantel der liefde?

3. Hoe subversief is het naakte lichaam (nog) op het podium? In welke mate zijn wij nog verbaasd over een paar geslachtsdelen meer of minder? Door de omgevende entertainmentindustrie zijn wij zowat immuun geworden voor naakte beelden, ontstaat er gewenning voor (al dan niet bijgewerkt!) bloot. Al zit het antwoord reeds vervlochten in het woord entertainment, tussen beeld en podium bestaat er een kloof. Op de theaterplanken kom je oog in oog met de acteur, kan elke vierkante centimeter geïnspecteerd worden van een ‘echte persoon’, is er geen afstand. In het theater roep je niet zomaar een body double in voor die ene scène met je billen in de hoofdrol. Heeft theater nog de mogelijkheid om dat naakte lichaam in te zetten als kritiek?

4. Misschien lukt dat enkel voor de minder courante theater­kijker: de naar adem happende kinderen die naar Rule of three van Jan Martens gaan kijken en een heel andere ‘dansvoorstelling’ hadden verwacht. De naakte tableaus naar het einde toe, bedoeld als beeld van vrijheid, omschrijven ze als ‘dat rare moment waarop ze zich uitkleden’. Ontstaat er naaktgewenning bij de theaterkijker? Kunnen wij niet meer snakken naar lucht gewoon omdat we teveel theater hebben gezien?

5. Is naaktheid genderbepaald? Waarom wordt een vrouwentepel gecensureerd en een mannentepel niet? In tegenstelling tot die laatste is de eerste wél functioneel — al blijft borstvoeding op openbare plaatsen nog steeds een heikel punt. Is naaktheid machtsbepalend? Bevrijdend of net beknottend? Esthetisch?

 

Repertoire

Over ‘gewoon’ repertoire doen: kan je Othello of Het temmen van de feeks nog opvoeren zonder te raken aan hun onderliggende ideologie? Jolente De Keersmaeker in gesprek met Joachim Robbrecht,bevraagd door Tom Lanoye en Khadija El Kharraz Alami.

Joachim Robbrecht en Jolente De Keersmaeker

 

Waarom is repertoire het herhalen waard?

Met Poquelin II en Don Juan staan er tijdens het TheaterFestival twee heuse adaptaties op het programma. We herschrijven en -spelen, met stukken gebaseerd op werk dat tot tweehonderd jaar geleden al potten brak. Tegelijkertijd komen we van een repertoire­­geschiedenis, waarin stukken wel in omloop moesten blijven louter om zo ver mogelijk verspreid te raken. De Romeinen gingen in hun gloriejaren zelfs al prat op hun imitatio et aemulatio, de gedachte dat verrijking des te groter is wanneer ze al op een bestaand iets is gebaseerd. Bewerken was voor hen de ultieme artistieke discipline. Ronkende namen als Molière en Mozart doen de verwachtingen intussen al snel de hoogte in rijzen. Theoreticus Robert Stam wijst ons er dan ook op dat de mens de reflex heeft oude kunst van nature uit meer te appreciëren. We gaan er dus bij wijze van spreken vanuit dat iets wat al langer bestaat wel goed moét zijn: het boeit immers al jaren. Tegelijkertijd staan we op een maatschappelijk keerpunt. De gevestigde normen en waarden van voorbije decennia worden systematisch onderuit gehaald, en het is nog maar de vraag of we nog kunnen terugvallen op onze geschiedenis.

Vijf gespreksstarters

1. ‘De tijd is uit zijn voegen’, zegt Hamlet omstreeks 1602. De universaliteit die zulke citaten lijkt te behelzen kan ons erop wijzen dat de geschiedenis zich steeds herhaalt. Of dat de mens al sinds het begin der tijden dezelfde zinnen herkauwt.

2. Het repertoire dat tot op heden wordt aangeboord is maar bar weinig afkomstig van vrouwen- of gekleurde handen. Om nog maar te zwijgen over wie ergens tussenin zit. Kunnen we dat idee gebruiken om een punt te maken of blijven we blind? Maat­schappij Discordia maakt met haar Weiblicher Akt al sedert enkele jaren vrouwelijke hervertellingen van allerhande canon- en repertoireteksten.

3. Regisseur Ivo Van Hove stelt over Couperus dat hij, ondanks het feit dat hij schreef begin 20ste eeuw, ‘de zenuwen van de 21ste eeuw aanraakt’. Is er een maximale capaciteit tot vernieuwing
net dankzij het stoffige precedent dat repertoire heet? Gekende verhalen kunnen iets universeels vertellen en bieden daarnaast de mogelijkheid iets eigentijds aan dat universele te kleven. Het moet gezegd worden dat bij échte klassiekers de nood tot exposé wordt uitgeroeid en er daardoor mogelijk meer ruimte is voor verdieping, al geldt het in dat geval alleen voor collectief gekende oerverhalen.

4. ‘Storytelling is always the art of repeating stories’, zei Walter Benjamin dan weer. Zo valt er te denken dat verhalen altijd zijn opgebouwd uit eerder bestaande kernen. Ons cultureel bewustzijn zal ons dus altijd inspireren bij het bedenken van iets nieuws. Vanzelfsprekend denken we steeds aan wat al wel en niet bestaat en graven we op basis daarvan goede ideeën op. Geïnspireerd door of een bewerking van: waar ligt in deze post-wereld de grens? Verre doordenkers kunnen dan zelfs stellen dat elk werk in essentie een bewerking is van de duizenden verhalen die intussen rond­zweven. Voor wie dat in extremis wil zien, volgende kijktip: Charlie Kaufman’s Adaptation. Very meta. 

5. De mens is een herkennend beest. Theoretica Linda Hutcheon verbindt neurologie met media en cultuur wanneer
ze adaptatie als concept wil onderzoeken. Kort samengevat: spiegelneuronen zorgen ervoor dat onze hersenen meer activiteit vertonen wanneer we iets gekend zien. Er is dus een biologische motivatie voor het feit dat we  nog méér benieuwd zijn bij de toevoegingen aan iets ouds dan bij een volledig nieuw werk.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Tags: , , , , , , , ,