het Theater Festival

Stefaan Van Brabandt: ‘Mijn uitgangspunt is altijd: de drempel laag, maar de lat hoog’

do 15 sep 2022

Met de voorstelling Sartre & de Beauvoir zet Stefaan van Brabandt zijn zoektocht naar een meer verstaanbare filosofie verder. ‘Ik wil steeds de complexe, veelkantige en niet altijd consequente mens laten zien, met zijn goede, maar ook zijn minder sympathieke trekjes, om het nog zacht uit te drukken.’

Elie Agniel en Charlotte Durnajkin 

 

© Koen Broos

 

We gaan in gesprek met Stefaan Van Brabandt via het wereldwijde web. Met elkaar in contact komen verloopt eerst moeilijk. Bijna ieder sociaal platform wordt aangewend om de verbinding mogelijk te maken. Het interview typeert de man achter de voorstelling Sartre & de Beauvoir. Een techneut is deze filosoof, schrijver, theater- en tv-maker niet. Wel is hij een zeer welbespraakt, aimabel denker en spreker. Terwijl we steeds enkel het plafond of het voorhoofd van Stefaan te zien krijgen, oreert hij met passie over de filosofen die zijn theatervoorstelling inspireerden. Het gesprek is een permanent zoeken naar de meest juiste bewoordingen, wat niet wegneemt dat hij meermaals benadrukt dat hij graag naleest voor we de tekst publiceren. Hij is een filosoof die niet verkeerd begrepen wil worden. 

Na je voorstellingen over Socrates, Marx en Spinoza breng je nu een voorstelling over Sartre en de Beauvoir. Waarom besloot je om voor het eerst een duo op te voeren? 

Stefaan Van Brabandt: ‘Het leven en denken van Sartre en de Beauvoir is innig vervlochten. Je kan deze filosofen bijna niet loskoppelen van elkaar. Ze waren elkaars inspirator en filosofeerden al dialogerend. L’Être et le Néant is duidelijk beïnvloed door de Beauvoir en zonder Sartre had Le Deuxième Sexe er wellicht heel anders uitgezien, of was het misschien wel nooit geschreven. Zij lazen elkaars manuscripten en corrigeerden elkaars teksten. Dat maakte hen een logisch duo.

 

‘Het resultaat is telkens een voorstelling die én een denkervaring én een monografie én een tragikomisch theaterstuk is.’

 

Frank Focketyn sprak mij aan na Socrates en zei: ‘Ik zou graag hebben dat je ook eens aan mij denkt als je een monoloog schrijft’. Toen zat ik al half met Sartre in mijn hoofd. En ik dacht: ja, het zou fantastisch zijn om Sien er dan ook bij te betrekken. Sien was zeer opgetogen en zag het meteen zitten. Ideaal natuurlijk.’

In de voorstelling zijn zowel Sartre als de Beauvoir aan het woord. Hoe houd je als theatermaker de balans tussen de twee stemmen in de gaten?

‘Op het podium zijn de twee stemmen gelijkwaardig. Hun gesprekken zijn goed gedocumenteerd. Daaruit blijkt dat ze elkaar als evenwaardige gesprekspartners zagen. Natuurlijk verschilden ze op sommige vlakken van mening. Ook dat komt in het stuk aan bod. Al vind ik het veel interessanter dat je mensen ziet die toch proberen elkaar te vinden, ondanks hun meningsverschillen. En dat je ook voelt dat die poging niet altijd lukt. Dat vind ik veel rijker dan meteen op conflict uit te zijn.’

Wat raakt je het meeste in het werk van Sartre en/of de Beauvoir?

‘Alle filosofen die in deze reeks voorstellingen aan bod komen, lieten door hun levenswijze en ideeën een grote indruk op me na en hebben me op de een of andere manier geestelijk mee gevormd. Stuk voor stuk zijn ze dwarsliggers en buitenstaanders voor wie leven en denken één zijn: ze leefden zoals ze dachten en ze dachten zoals ze leefden – of hadden alleszins die intentie. Met hun hele leven als inzet bleven ze denken tegen de heersende gebruiken en gewoonten in. 
De filosofen in mijn stukken zijn waardevol omwille van hun ideeën, maar ik selecteer ze natuurlijk ook omdat hun levens meestal erg dramatisch en tragisch waren. Dat is vanuit theatraal oogpunt natuurlijk erg interessant.
Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir waren intellectuele supersterren in het naoorlogse Frankrijk. Ze hadden door hun filosofie van vrijheid en emancipatie een grote invloed op een hele generatie. Het existentialisme zoals het door hen werd belichaamd en uitgedragen was niet minder dan een heuse hype in Europa in het midden van de twintigste eeuw. Ze werden als rolmodellen beschouwd: vrijgevochten, autonome individuen die zelf hun leven in handen namen en die weigerden zich te conformeren aan het conventionele, burgerlijke bestaan dat de maatschappij voorschreef.’

Gids ons eens kort door hun filosofie?
‘In de romans, toneelstukken en filosofische werken van Sartre gaat het steeds over de mens die “veroordeeld is tot vrijheid”. Want die vrijheid gaat natuurlijk ook altijd gepaard met een verpletterende verantwoordelijkheid, wat mensen soms beangstigt en waardoor ze liever leven “zoals men leeft”. Dat is kort gezegd waar het in het existentialisme om draait: je bent wat je van jezelf maakt. Je hoeft niet te leven volgens de eisen van de maatschappij, je ouders of een religie. Een mens is vrij om zelf zijn levensprojecten te ontwerpen en te realiseren. Volgens Sartre moet de mens in een wereld zonder God trouw blijven aan zichzelf en de verantwoordelijkheid nemen om zelf zin en betekenis te scheppen.
Ook Simone de Beauvoir zette zich in voor de menselijke vrijheid, in het bijzonder voor die van vrouwen en ouderen in de samenleving. Haar invloedrijkste werk is zonder twijfel De tweede sekse, de bijbel van het feminisme.’

Hoe maak je daar dan een dialoog van?

‘In mijn toneelstuk laat ik ze terugkijken op hun leven en hun filosofie, en uiteraard ook op hun turbulente liefdesrelatie. Ik probeer ook net zoals in Marx na te gaan welke betekenis hun filosofie vandaag nog heeft, en of de feministische strijd waar de Beauvoir voor ijverde nog steeds actueel is. Maar de alomvattende vraag waarrond de voorstelling draait is: wat betekent het volgens hen om authentiek mens te zijn?’

Wat betekent het dan volgens jou om existentialist te zijn?

‘Het idee dat je zelf vorm moet geven aan je leven is cruciaal in het existentialisme. Je moet je niet laten insnoeren door traditie, cultuur of opvoeding, daarin ben je weliswaar “geworpen”, maar je kan jezelf ook altijd tegelijkertijd ontwerpen. “Vrijheid is wat je doet met wat je is aangedaan”, vonden ze. Je bent weliswaar deels bepaald door je omgeving, maar nooit helemaal. Je kan je altijd verhouden tot je situatie en daardoor ben je ook altijd vrij om jezelf te bepalen. Je kan dus spelen met de gegevenheden. 

En dat deden Sartre en de Beauvoir: ze namen de regie van hun leven in handen en maakten er een eigen verhaal van. Als acteurs zonder opgelegde tekst improviseerden ze spelenderwijs een leven bij elkaar.

 

‘Soms maak ik subtiel een expliciete verwijzing naar vandaag, maar de toeschouwer legt de link met vandaag vanzelf wel.

 

Net omdat we ons kunnen verhouden tot onszelf vallen we nooit samen met onszelf. Er is niet zoiets als “de essentie of de natuur van de mens”, of een God die een plan met ons heeft. Nee, we hebben geen essentie, we zijn existentie: dat we bestaan gaat vooraf aan wat we met dat bestaan aanvangen. De mens is daarom wat hij van zichzelf maakt. Dat is wat we zijn: openheid en mogelijkheid, altijd. Als mens zijn we tot die vrijheid veroordeeld, al willen we er ook vaak aan ontsnappen, omdat ze gepaard gaat met een verpletterende verantwoordelijkheid. 

Nu, Sartre zag ook wel in dat het voor ieder van ons in zekere mate onvermijdelijk is om je tijdelijk te identificeren met rollen. Het bekendste voorbeeld dat hij daarvan geeft, is dat van de ober. Sartre beschrijft hoe een ober zich volledig identificeert met het ober-zijn en niet meer beseft dat hij louter de rol van ober aan het spelen is, terwijl hij ook altijd méér is dan het “ober-zijn”. Want wie hij is, ligt nooit vast. Dat is wat de mens is: het niet-vastgelegde dier. Onszelf fixeren, ons voordoen alsof we wél iets zijn, is onszelf bedriegen en onze vrijheid verraden. Vrijheid is dus beseffen dat we nooit samenvallen met het beeld dat we van onszelf hebben of dat anderen van ons hebben.’

Hoe vertaal je die filosofie van toen naar nu? 

‘Elk van mijn stukken vat ik op alsof de filosoof zelf aan het woord is. Ik schrijf de theatertekst in de specifieke toon en stijl die overeenstemt met de denkhouding en het temperament van de filosoof in kwestie. Het resultaat is telkens een voorstelling die én een denkervaring én een monografie én een tragikomisch theaterstuk is. Bepaalde elementen uit het denken van de filosofen die ik opvoer, zijn nog steeds actueel en relevant. Soms maak ik subtiel een expliciete verwijzing naar vandaag, maar de toeschouwer legt de link met vandaag vanzelf wel.
Het is wel nooit de bedoeling om de filosofen zomaar op een voetstuk te plaatsen, integendeel. Ik wil steeds de complexe, veelkantige en niet altijd consequente mens laten zien, met zijn goede, maar ook zijn minder sympathieke trekjes, om het nog zacht uit te drukken.’

Hoe was het om met Frank Focketyn en Sien Eggers te werken?

‘Frank en Sien staan bekend als komische acteurs, maar hebben allebei ook vaak dramatische en tragische rollen vertolkt, waar ze misschien minder om bekend zijn. Niet dat Sartre & de Beauvoir alleen heel serieus is, want ik vind het belangrijk dat mijn filosofische toneelstukken ook altijd lichtvoetig en humoristisch zijn. Mijn uitgangspunt is altijd: de drempel laag, maar de lat hoog.’

Is het een dramaturgische keuze om de twee acteurs ongeveer anderhalf uur op een stoel te laten zitten en weinig te laten bewegen?

‘Ik houd daarvan. Ik houd niet van vormelijk theater. Ik houd niet van mensen die uitpakken of demonstreren wat ze allemaal kunnen. Er gebeurt natuurlijk van alles in de voorstelling, maar de beweging zit dan in de muzikaliteit van de tekst en de manier waarop die verteld wordt. Ik vind ook een plot of conclusies niet zo interessant. Het gesprek zelf is eigenlijk het drama. Dat is een beetje de Tsjechoviaanse benadering of invloed, die me zeer genegen is. Mijn lievelingsvoorstellingen waren die van Compagnie de KOE, mijn lievelingsfilms zijn vaak praatfilms. Terwijl er schijnbaar weinig gebeurt, is er eigenlijk van alles aan de hand.’

Hadden de acteurs op voorhand een bepaalde affiniteit met het existentialisme? Of hebben zij zich moeten inlezen?

‘Ik heb hen wel een paar boeken gegeven en we hebben ook samen naar fragmenten op YouTube gekeken. Dat is natuurlijk het verschil met mijn vorige stukken: van deze filosofen bestaat er wel veel video- en audiomateriaal. Frank en Sien konden zich er wel op baseren. Maar het moest natuurlijk geen imitatie worden, dus het zijn Frank en Sien die een bepaalde interpretatie geven, zoals ik zelf ook een bepaalde interpretatie geef.

Waarop baseer je die interpretatie dan?

Ikzelf lees alle boeken van hen. Ik ben daar maanden mee bezig. Ik had eigenlijk al vroeg een versie, maar doordat er plotseling meer tijd vrijkwam door corona, heb ik alles nog eens opnieuw bekeken en heb ik heel veel dingen aangepast. Ook zaken ontdekt, soms in een voetnoot… Zo heb ik heel mijn openingsscène veranderd, om maar iets te zeggen. 

 

Ik wil steeds de complexe, veelkantige en niet altijd consequente mens laten zien, met zijn goede, maar ook zijn minder sympathieke trekjes.’

 

Ik maak altijd ook een soort selectie van wat met mij resoneert, wat ik waardevol en belangrijk vind. Daardoor zijn het eigenlijk altijd heel persoonlijke voorstellingen. Het gaat niet over mij natuurlijk, maar toch krijg ik vaak de reactie: “Wij horen jou vaak praten” – of het nu Marx is die je aan het woord laat of Sartre en de Beauvoir. Mijn persoonlijke dada’s schemeren er altijd wel in door.’

Wat brengt de toekomst? 

‘De volgende filosofenmonoloog wordt Schopenhauer. Hij is mijn lievelingsfilosoof. Ik las hem al toen ik dertien jaar oud was. Dat wordt dan ook een makkelijkere voorstelling om te maken, omdat ik daar eigenlijk al veel van weet, zowel over zijn biografie als over zijn filosofie. Dat is anders dan bij Sartre en De Beauvoir. Die kende ik natuurlijk wel, maar daar heb ik me echt in moeten verdiepen. En daarna staat Nietzsche op het programma, Hannah Arendt… Er staan er nog veel op mijn lijstje.’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Tags: , , ,