het Theater Festival

Kleo Van Ostade reageert op vrouwenkwestie Risjaar Drei: een dovemansgesprek?

wo 06 sep 2017

 

Nadat theaterrecensent Ciska Hoet de vrouwenrollen in Risjaar Drei (Toneelhuis) op de schop nam in De Morgen, kreeg ze een storm van kritiek over zich. Nu die is gaan liggen, ging ze voor onze dagkrant in gesprek met de actrices van Risjaar Drei, Mieke De Groote en Sanne Samira Hanssen. Kleo Van Ostade viel bij het lezen van hun dialoog van de ene verbazing in de andere. ‘De theatercanon als onaantastbare meesterwerken zien is gevaarlijk.’

© Kurt Van der Elst

Toen ik het gesprek met Ciska Hoet, Mieke De Groote en Sanne Samira Hanssen doorgestuurd kreeg van een vriendin was ik aangenaam verrast. Eerst en vooral omdat ik dolblij was dat dit gesprek door het TheaterFestival werd georganiseerd. Ik was immers bijzonder geboeid door Hoets recensie, en de daaropvolgende reacties. Na haar kritiek op Risjaar Drei te hebben gelezen, ging ik naar de stadsschouwburg in Amsterdam om het stuk te zien en genoot daar met volle teugen van het sappige Antwerps tussen al dat Nederlands en al dat fantastische acteerwerk. Daarnaast triggerden de vragen die Hoet zich stelde me om verder te reflecteren over hoe de voorstelling gebracht werd, én over het opvoeren van de theatercanon in het bijzonder. Het opende een heel interessant en blijkbaar bijzonder gevoelig debat.

Als student dramaturgie – en hopelijk toekomstig dramaturg – beschouw ik zo’n gevoelige discussies inspirerend en gezond voor de sector. Om die reden was ik ook enorm blij dat het gesprek verder werd gezet. Tijdens het lezen van het interview bekoelde mijn enthousiasme echter steeds meer; om plaats te maken voor een stille verontwaardiging. Na zoveel tijd voor reflectie te hebben gehad, hoopte ik op een constructieve discussie. Maar wat ik las was weigering, en een discussie die volgens mij niet over hetzelfde ging.

 

‘Zoom even uit en beschouw Risjaar Drei als een voorbeeld van hedendaagse adaptaties van de theatercanon. Wat zie je dan?’

 

Wat voor mij een bron van onbegrip in het interview was, was hoe Mieke De Groote en Sanne Samira Hanssen steeds terugkeerden naar de context van Risjaar Drei en de persoonlijke aanval daarop. Hoet daarentegen probeerde een veel breder discours aan te gaan. Wat ik zou willen vragen aan Mieke De Groote en Sanne Samira Hanssen is om het grotere geheel even te beschouwen, even uitzoomen en Risjaar Drei bekijken als een voorbeeld van hedendaagse adaptaties van de theatercanon.

Ik zal beginnen met een ander voorbeeld. Onlangs zag ik La Notte, een film van Michelangelo Antonioni uit 1961. Een prachtig vormgegeven film met fantastisch acteerwerk, maar wat een pijnlijk racistische en seksistische scène is het optreden in de nachtclub. Stel dat ik vandaag met deze film op het theater aan de slag wil. Is het dan niet nodig om bij het adapteren van zo’n film na te denken over deze scène en wat zijn inherente politiek toen en nu betekende? Doet het af van Antonioni’s meesterwerk als een andere maker hiermee aan de slag gaat?

Als we naar de theatercanon kijken zijn expliciete voorbeelden als deze soms complexer en meer verscholen. Er zijn grote en interessante vrouwenrollen in het theaterrepertoire, absoluut: kijk naar Hedda Gabler, Othello, A Streetcar Named Desire, Drie Zusters, om over de Trojaanse vrouwen nog maar te zwijgen. Maar dat al deze rollen geschreven zijn door blanke mannen, in tijden die maatschappelijk gezien ver verwijderd zijn van de onze. Is dat niets om bij stil te staan? Bij Risjaar Drei waren zowel de (meerdere) vertalingen als de regie aan de hand van mannen. Los van wat het opbrengt: is het feit dat Hoet een vergrootglas zet op de vrouwelijke personages niet legitiem?

Op de vraag ‘Denken jullie dat er in het algemeen nog werk aan de winkel is wat betreft de positie van de vrouw in het theater?’ antwoordde Sanne Samira Hanssen met: ‘Je kan dat moeilijk veralgemenen voor de veelheid aan gezelschappen en voorstellingen die er zijn. Mijn generatie denkt daar ook minder over na: “Laten we nu eens met x aantal mannen en x aantal vrouwen spelen”.’ Dat er niet bij stilstaan, is volgens mij wat Ciska Hoet opmerkte. In mijn ogen werpt ze enkel de vraag op: Is het soms niet nodig om daarbij stil te staan? En niet enkel de representatie van de vrouw, maar ook van de man.

Met het opiniestuk van Tunde Adefioye in het achterhoofd mag die vraag veel breder worden gesteld: welke politiek zit in dit stuk? Wat willen wij met deze politiek?

In het interview vielen veel uitspraken die voer vormen voor een intens debat over gelijkheid in en op het theater, maar aangezien de aanleiding een theaterrecensie betrof, kom ik terug naar waar het pijnpunt ligt. ‘Mieke: Ik vind dat heel nobel en zeker een strijd die gevoerd moet worden. Maar ik denk toch dat je je bril af en toe eens moet kunnen afzetten en gewoon naar theater kijken, zonder alleen daarop te focussen.’

Wat Mieke De Groote hier in mijn ogen vraagt is: beoordeel de voorstelling op zijn artistieke kwaliteiten. Als theaterrecensent is dat zonder meer de belangrijkste taak, denk ik. Maar moeten we het daar dan bij houden? Houdt theater daar dan op?

Ik geloof graag dat theater iets zegt over de wereld, over de tijden waarin we leven. Zo zegt Richard III bijvoorbeeld iets over machtsverhoudingen. Dat kan toepasbaar zijn op onze tijden, en ook vandaag inzicht brengen, wat waarschijnlijk de trigger was om William Shakespeare’s stuk opnieuw te brengen. Maar het stuk zegt ook iets over man-vrouwverhoudingen. Alleen al door de persoon (William Shakespeare) en de tijd waarin ze zijn geschreven (16e eeuw). Een theaterstuk als Richard III staat niet los van zijn tijd. Daarmee staat het niet los van zijn politiek. Is dit ook zomaar toepasbaar op onze tijden?

Wat is het gevaar als men artistieke kwaliteit als enig criterium kiest? Zoals Hoet het beschrijft: de status quo bevestigen. Het bevestigen van de patriarchale, vaak ook koloniale tendensen die in het stuk verankerd zitten. Dit criterium als enige hanteren is in mijn ogen privilege, en zoals Hoet beschrijft het privilege om apolitiek te zijn. Herdenken of actualiseren enkel op vlak van thematiek is een privilege. De man-vrouwverhoudingen uit de theatercanon zijn in de meeste gevallen niet geactualiseerd, met deze reden: dat is niet het verhaal dat we willen vertellen. We willen het over de inhoudelijke thematiek hebben, wat dat over vandaag zegt. Maar hoe die gebracht wordt zegt ook veel over vandaag.

‘Wat is het gevaar als je artistieke kwaliteit als enig criterium neemt? De status quo bevestigen.’

Hoewel deze meesterwerken op verschillende vlakken tijdloos zijn, vormen ze op andere vlakken ook een potentieel gevaar omdat ze soms wel heel conservatief zijn voor een progressieve sector als de theaterwereld. Daarom: de theatercanon zien als onaantastbare meesterwerken is gevaarlijk, en artistiek ook weinig interessant. Ik weiger dit als een onoverkomelijk probleem te zien, maar als een uitdaging en een opening tot dialoog die eerder niet mogelijk was. Ik geloof oprecht dat deze sector ruimdenkend en creatief genoeg is om op een constructieve manier met deze canon om te gaan. Ook al beschouwt iedereen het als een meesterwerk: het is belangrijk steeds te herdenken, to read against the grain.

(c) Kurt Van der Elst

Dit is geen pleidooi om van elke canonbewerking een feministisch en multicultureel georiënteerde voorstelling te maken. Het gaat niet om vrouwenrollen bijschrijven. Het gaat niet eens per se om herschrijven. Het gaat om herdenken. Laat ons het in postdramatische tijden eens zijn dat taal niet de enige theatrale manier is van iemand weergeven of representeren. Er is aanwezigheid, afwezigheid, lichamelijkheid, spanning. Met een bewustzijn en openheid voor deze thema’s zijn alle voorstellingen feministisch en multicultureel, ook diegene die er niet expliciet mee omgaan.

Het is de dialoog met de canon die het fris maakt, die het boeiend maakt. Dat is wat Risjaar Drei deed op vlak van thematiek, niet op vlak van representatie. Ik noem nu Risjaar Drei, maar dit gaat evengoed op voor veel bewerkingen van de theatercanon.

Dat Hoet wordt aangevallen op het breder kijken dan artistieke kwaliteit als enige criterium in het theater is enorm jammer. Ik ben immers van mening dat we deze confronterende blikken, net als het opiniestuk van Tunde Adefioye, moeten toejuichen en aanmoedigen. Ze dagen ons uit, ze breken open, ze kijken verder. Is dat niet exact wat theater beoogt?

Lees hier de originele recensie van Ciska Hoet over Risjaar Drei.

Lees hier het interview met Ciska Hoet, Mieke De Groote en Sanne Samina Hanssen.

Lees hier een poëtische reactie van de TOCHT-ploeg.

Lees hier een bundeling van alle reacties op het artikel.

Lees hier een reactie van Katleen Van Langendonck van Kaaitheater.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Tags: , , ,