het Theater Festival

Pleidooi voor historisch theaterbesef

do 07 sep 2017

 

Een prof (KV) opende enkele jaren geleden zijn colleges met het statement dat mijn studie theaterwetenschappen een verloren zaak zou zijn. ‘Jullie gaan nu een jaar iets bestuderen wat niet meer bestaat. Het theater is al weg.’

Lieselore Remans

(c) Filip Tielens

Die vluchtigheid is een inherente kwaliteit van het genre: zij die de voorstelling zien, krijgen het privilege van het kunstwerk, ze zijn erbij op het cruciale moment dat het bestaat. Tegelijk bemoeilijkt dat gegeven de studie voor alle anderen, zij die er niet bij zijn. Hoe geven we de (reeds voorbij verklaarde) theatervoorstelling door? Misschien hoog tijd voor een historisch besef.

Concrete aanleiding voor dit pleidooi is de werksessie De Toekomst van het Verleden die op dezelfde dag als deze krant­uitgave plaatsvond. Initiatiefnemers Actiegroep Podium­docu­mentatie Vlaanderen en NIT nodigden in samenwerking met Het TheaterFestival en deBuren iedere geïnteresseerde in het veld uit om zich te buigen over enkele prangende vragen rond theateroverlevering (of was het nu theateroverleving?). Om een voorbeeld van zo’n prangende vraag te geven: Hoe gaan latere generaties onze talloze Facebookdiscussies over de (al dan niet vrouwonvriendelijke) uitvoering van Risjaar Drei kunnen vatten als die voorstelling niet meer bestaat?

 

‘Onze rijke theatergeschiedenis is een versnipperde geschiedenis waarbij informatie voorhanden is, maar moeilijk raadpleegbaar.’

 

Delphine Hesters van Kunstenpunt verklaart de noodzaak tot samenkomen: ‘We hebben in Vlaanderen een enorm rijke theatergeschiedenis. Sinds het wegvallen van het Vlaams Theaterinstituut en de bijhorende documentatiefuncties is er geen instantie meer direct verantwoordelijk voor de archivering. Er is met andere woorden naast de nood aan hulpmiddelen om het verleden kenbaar te maken, een nog grotere nood aan conserverings­middelen van het heden. Net die noodzaak tot verbinding leggen wij op De Toekomst van het Verleden voor.’

Een artistieke sector moet zich voornamelijk op de artistieke prestaties toeleggen. Tegelijk moet hij beseffen dat het niet alleen een collectie over maar ook een collectie van de sector is. Documentatie is dan noodzakelijk. Elk theaterinstituut – groot of klein – wordt geacht een eigen archief bij te houden, in de mate van het mogelijke uiteraard. Dat levert echter een bijkomend probleem op: de rijke geschiedenis is tevens een versnipperde geschiedenis waarbij alle informatie wel voorhanden is, maar moeilijk raadpleegbaar.

Volgens Hesters geeft net die spreidingsproblematiek aanleiding tot enkele vragen wat betreft documentatie; hoe maken we het materiaal raadpleegbaar en waar bakenen we de podiumkunsten af? Een toekomstgerichte werkgroep biedt dan soelaas. Hesters insisteert op de noodzaak van een centrale die de onderzoeker gidst doorheen het kluwen van beschikbare documentatie. Maar net zoals het verdwenen theaterstuk is de sessie op het moment dat u dit leest ook al voorbij. Toch is dit geen een­malige oproep tot archivering, is de urgentie niet opgelost in één samenkomst. Het historisch besef moet van dieper komen.

Toegegeven, de reporter die dit pleidooi opstelt is zeer bevoordeeld. Ze mocht graven in de rijke documentatie van Tone Brulin en schreef een handleiding over de Wikipediaanse kunst. Ze erkent haar (theater)wortels en steunt op die geschiedenis. Desalniettemin hoopt ze lotgenoten te vinden tussen de lezers van deze dagkrant, ziet ze mogelijkheden tot verbinding. Voor een technisch discours verwijst ze u graag door naar alle betrokken instanties; Actiegroep Podiumdocumentatie Vlaanderen en de werkgroep NIT. Een informele discussie in het Kaaicafé is evenzeer mogelijk.

(c) Filip Tielens

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Tags: ,