het Theater Festival


JURYRAPPORT HET THEATERFESTIVAL 2023
HET SEIZOEN VAN DE VERZOENING

 

De subsidies tot 2027 zijn verdeeld, corona bijna weer vergeten, het publiek min of meer opnieuw present. En zo gingen de podiumkunsten afgelopen seizoen weer draaien als vanouds. Ook al stijgt achter de schermen de druk van opgelopen (energie)kosten, opvallend veel uitvallende medewerkers en steeds kortere repetitieperiodes en speelreeksen, toch blijkt de productiemachine naar gewoonte weer volop aan de praat. Première na première rolde van de band, in sommige maanden gemiddeld zelfs één per dag. 

 

Voor het publiek in Vlaanderen is dat een cadeau, voor makers telkens de geboorte van een lang gekoesterde droom. Maar wordt ook het theater of de dans er beter van? Ook al was het als achtkoppige jury onmogelijk om alles te zien, toch deelden we het gevoel dat er afgelopen seizoen minder uitschieters waren, minder hartenbrekers waar we een vinger voor zouden afstaan. Is het de doordraaiende productiemachine die mee voor die doordeweeksheid zorgt? Soms lijkt het podiumkunstenveld een ballon die op springen staat, steeds meer illusoir beademd door de tax shelter. (Van de 12 producties met Vlaamse (co)producenten in onze selectie blijken er 9 mee gefinancierd dankzij belastingsvermindering voor bedrijven. Omdat ‘fair practice’ – hoe ironisch – anders onbetaalbaar wordt? Als die federale tax shelter-regeling ooit maar een beetje minder interessant wordt voor bedrijven, knapt de ballon.)

 

Niet dat theater en dans echt van hun pluimen laten. In veel voorstellingen voelde je net een groot geloof in de overtuigingskracht van het medium, bijvoorbeeld om maatschappelijke kwesties op de agenda te zetten of te houden. Opnieuw stak de ecologische catastrofe er met kop en schouders bovenuit. En in al die klimaatvoorstellingen blijkt verzet op de scène precies hetzelfde vraagstuk als verzet in het echt: het is zoeken naar een vorm die nog een verschil kan maken. Een brede waaier van boeiende pogingen zagen we, van heel directe en strijdbare monologen tot abstracte evocaties en eerder documentaire benaderingen. Veel daarvan lijken de catastrofe intussen bijna als een voldongen feit te beschouwen. Ze waarschuwen niet langer alleen voor de ramp die ons te wachten staat, ze leren ons er net zo goed mee omgaan. Meermaals werd verzet ingewisseld voor troost en aanvaarding van onze menselijke vergankelijkheid in de kosmos. Van de diepzee tot de lege ruimte.

 

Terwijl het klimaat en andere hete kwesties de samenleving sterk polariseren, lijkt het theater vooral samenzijn te willen creëren. Verzoening tussen generaties, liefde en intimiteit tussen mensen, zorg voor de buitenstaander: ze lopen als een rode draad door onze selectie. Ook met het publiek zoeken makers veeleer wederzijdse genegenheid dan scherpe oppositie op. Het blijkt duidelijk geen tijd voor Publikumsbeschimpfung, zwaar choqueren of ‘moeilijk experiment’. Post-corona wordt de zaal liever omarmd, opgevrolijkt, verwonderd, dichterbij gehaald, direct betrokken. Met een beeld uit de danssolo VanThorhout van Alexander Vantournhout wint de witte vlag het van de hamer, al neemt dat de spanning zeker niet weg. Sommigen zullen die overgave aan de zaal misschien ervaren als ‘versofting’ of ‘verzoeting’. Zelf zien we er een meer inclusief theater uit ontstaan, waar vaak ook heel nieuwe publieken hun gading in vinden. 

 

Kijk naar de vele energetische club- en concertvoorstellingen die opnieuw een opgemerkte lijn trokken door het seizoen. Niet alleen gingen ze voor in een opgemerkte ontbolstering van queerness op het podium. Post corona maakten ze van theater of dans ook bijna letterlijk een feestje. Ook in andere voorstellingen viel het ons op: het aloude idee van representatie (op het podium gebeurt iets wat iets anders voorstelt) verschuift steeds meer naar directe (zelf)presentatie: ik sta hier, dus ik besta, want mijn verhaal is het waard. Wordt ‘presentie’ de nieuwe representatiepolitiek? De schaarse repertoirestukken die een podiumseizoen tegenwoordig nog aanbiedt, als klassieke vormen van narratief verbeelde werkelijkheid, voelen steeds meer als uitzonderingen uit een vervlogen tijd. Nog meer dan vorige seizoenen werden teksten liever zelf geschreven, en toonde zich daarbinnen een groeiende focus op taal. Vooral spoken word is aan een opmars bezig, net als meertaligheid op zich. 

 

Eenzelfde verdichting tussen creator en creatie zagen we in meerdere producties die hun eigen onderzoek en werkproces mee verwerkten in de voorstelling, al dan niet documentair. Zij tonen niet enkel hun gevonden materiaal, maar ook hun eigen verhouding tot dat materiaal. Proces wordt mee product. In sommige gevallen toont dat een theater dat genereus inkijk wil bieden in zijn eigen keuken, in andere gevallen de worsteling van (vaak jongere) makers die er nog niet helemaal uitgeraakt zijn. In elk geval belicht het theater graag zichzelf, of benadrukt het zelfs openlijk zijn eigen belang. Zo kwamen we afgelopen seizoen terecht in best veel kinder- en jeugdtheatervoorstellingen die vrijmoedig een lans braken voor de vrije verbeelding, tegen efficiëntiedwang, controlezucht of de dictatuur van eenheidsdenken. Leve de krekel boven de mier, was hun boodschap. Leve het springkonijn boven de angsthaas. Als het draagvlak voor kunst onder druk staat, kan je er niet jong genoeg mee beginnen…