het Theater Festival

Onder de radar

vr 07 sep 2018

Kijk naar de stad. Ervaar. Flaneer. Ontdek. Met die opdracht gaat schrijver en performer Quincy Gario binnenkort in Antwerpen rondkuieren. Op vraag van Kunsten­punt zal hij op zoek gaan naar zogenaamde territoria van nieuw-stedelijke creatie. Gisteren werd de kick-off van de Staat van de Stad gegeven in Het Bos, een veel­belovende prelude op het uiteindelijke traject.    

Lieselore Remans

 

 

Gario zal de stad ervaren door de ogen van haar kunstenaars, activisten en inwoners, ver weg van de gekende instituten met richtingaanwijzers op de kasseien straathoeken. Zijn zoektocht volgt de dynamiek van het snel veranderende stadsleven en beoogt een nieuwe cartografie te creëren, die een radarwerk van niet-evidente kunst in niet-evidente ruimtes wil blootleggen. Gario volgt schrijver en journalist Chris Keulemans op, die in 2017 de Staat van de Stad Brussel uitsprak.

Samen hielden ze gisteren eerst een City Talk, waarbij beiden hun verwachtingen en resultaten tot dusver aan elkaar toetsten. Daarnaast had Gario alvast enkele gidsen en andere personen uitgenodigd die hem zullen bijstaan tijdens de zoektocht, respectievelijk A School Called Tribe, Wo(o)rdwa(a)r, Mama’s Open Mic, Het Bos, Black Speaks Back, duo Rob & Anne, Mestizo Arts Platform / WIPCOOP en Sorry vzw. Het bruisende ‘ondergrondse’ werd al even opgegraven. Hier alvast vier gedachten die wij u niet willen laten onthouden.

1. Antwerpen is Antwerpen

Deze eerste gedachte lijkt nogal vanzelfsprekend. Nochtans is het verleidelijk om steden als broeiplek van kunsten van eenzelfde patroon te voorzien. Antwerpen is dus niet Amsterdam, waar Gario en Keulemans verblijven. Antwerpen is dus niet Brussel, waarvan de nieuw-stedelijke creaties vorig jaar opgetekend werden. En Antwerpen is dus niet Gent, dat als volgende verkenningsplek zal dienen.

Daarnaast zal er een nieuwe cartografie van de stad geschreven worden, die geen strakke omlijning en duidelijke afbakening van territorium kent, een andere stad dan die zoals we ze kennen. Een plattegrond die zal afhangen van de organisch ontstane kunstverdiensten van de stad, in plaats van andersom. Keulemans erkent dat die opdracht vorig jaar bij wijlen een arrogante onderneming was: ‘Ik stond in Brussel te zoeken naar een ondergronds netwerk, in een stad waarvan ik hou omdat ze me intimideert. Maar mijn aanwezigheid zal ook intimiderend hebben gewerkt; ik vertegenwoordig zowat alles wat niet ondergronds is.’

2. De term nieuw-stedelijk kan niet vertaald worden

Alhoewel het neologisme nieuw-stedelijk nog niet goed ingeburgerd is, en we in internationale context willen terugvallen op het Engelse urban creaties, is die laatste term iets meer beschadigd. Urban roept zowel een meer beperktere als socio-artistieke betekenis op. Zo verstaan we onder urban arts doorgaans kunstvormen die zich afspelen in de straat — toegankelijke creaties van hiphop, rap­muziek en slam poetry — en die misschien eerder door een minder fortuinlijke laag van de bevolking worden uitgeoefend, terwijl nieuw-stedelijk die connotatie niet heeft.

Aminata Demba uitte haar dankbaarheid aan Mestizo Arts Platform en bevestigde die taalmoeilijkheid. Zelf associeert ze urban creations met volledig andere kunsten dan wat zij doet: ze ziet zich dus allesbehalve als een urban artist, maar als een nieuw-stedelijke maker. Dringend gevraagd: een betere vertaling !

3. Onder de radar blijven is geen doel maar een gevolg

Het ondergrondse heeft een hoge aantrekkingsfactor, het staat gelijk aan het ‘geborgene’, het ‘geheime’ of zelfs het ‘uitverkorene’. Onafgewerkte kunsthuizen laten misschien een authentieke indruk van levende broeihaard vol creatieve zielen achter, maar dat is niet altijd de opzet. Zo is Het Bos — locatie waar het startschot werd gegeven — niet volledig af, ‘maar dat is om een andere reden’, aldus artistiek leider Tile Vos. ‘Geld.’

De tijdelijkheid van nieuw-stedelijke grond mag dan wel zeer aantrekkelijk lijken, het doel is steeds om een permanente plek te installeren, met zekerheid voor de kunstenaars en hun creaties. Die verplaatsing naar meer zichtbaarheid kan gegarandeerd worden door financiële inmenging, de inbreng van subsidies en meer werkkracht om de ruimtes te voltooien.

4. Het instituut is niet meer

Het is een zeer paradoxale gedachte om bewust en op vraag vanuit een instituut als Kunstenpunt op zoek te gaan naar onder­liggende, niet-institutionele kunstpraktijken. Het vergt een meer spontane, meer betrokken aanpak. Zo vertelt Elisabeth Severino Fernandes van Mama’s Open Mic over haar informele manier van werken, zoals ze die eerder hanteerde bij de Vaartkapoen in Molenbeek. ‘Ik ging zelf de straat op om met kunstenaars te spreken die ik kende. Iets drinken en praten, buiten de gekende institutionele communicatie. Dat leverde een meer duurzaam contact op, wat misschien beschouwd kan worden als minder professioneel, maar net daarom kon ik zulke kunstenaars binnen halen.’

Een instituut dat wél waardevolle geheimen bewaart – en dus nuttig kan zijn om deze soort kunstcreaties op te zoeken – is volgens Keulemans de bibliotheek. ‘Het is een teken van beschaving, maar ook een ontmoetingsplek voor verschillende bevolkingslagen. Het is in de bibliotheek dat ik het taalverschil in Brussel het best opmerkte.’

Het instituut is niet meer, leve het instituut. Het gaat niet per se om de institutionele plekken met hun formele communicatie te mijden, maar eerder om een goede verhouding te creëren tussen instituut en niet-instituut. Daarbij, al het ondergrondse kan bovengronds worden. Gekende kunstpraktijken kunnen ophouden en verplaatsen naar verspreide creaties. Elke zogenaamde periferie is een centrum voor iets anders.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

For security, use of Google's reCAPTCHA service is required which is subject to the Google Privacy Policy and Terms of Use.

Tags: ,