het Theater Festival

Nastaran Razawi Khorasani: ‘Ik ben een brugfiguur tussen de westerse toeschouwer en het verhaal van deze twee Iraanse kinderen’

za 10 sep 2022

Met Songs for no one geeft Nastaran Razawi Khorasani een stem aan de stemlozen. Als kind ontvluchtte ze met haar ouders Iran. Nu wil ze haar positie als theatermaker benutten om het hedendaagse Iran voor een onwetend westers publiek in te kleuren. Ze liet zich daarvoor bijstaan door haar telefoon en twee kinderen aan de overkant van de lijn. Ik voerde met haar een gesprek over het voeren van gesprekken.

© Julian Maiwald

Ans Van Gasse

In je voorstelling gebruik je de stemmen van twee kinderen, in het Farsi. Kan je wat meer vertellen over hoe die audio tot stand is gekomen?

Nastaran Razawi Khorasani: ‘Aanvankelijk was het de bedoeling dat ik naar Iran zou gaan om twee kinderen te ontmoeten. Door de coronacrisis besloot ik om hen via de telefoon te spreken. Ik kon hen niet in de ogen kijken. Gek genoeg bleek dat juist erg goed te werken. Die kinderen zaten in hun kamer, op een voor hen veilige plaats. Ik was gewoon een stem aan de telefoon. Daardoor konden zij echt bij mij op verhaal komen: het leek soms alsof ik hun dagboek was. Misschien waren ze live even open geweest, maar toch: het gebrek aan zichtbaarheid maakte het allemaal erg mysterieus. Als je elkaar niet ziet, valt de lichaamstaal weg en daardoor waren ze veel scherper in hun woorden. Ze legden situaties haarfijn uit en waren enorm helder in hun beschrijvingen. Voor mij was dat een heel fijne ervaring. Eén keer hadden we uiteindelijk ook een videogesprek en dat bevestigde mijn vermoedens wel: hun vertelling werd minder sprekend. Toen heb ik besloten om bij de telefonisch gesprekken te blijven, want hun eerlijkheid is noodzakelijk in dit stuk. De telefoon houdt het puur: de kinderen kunnen vrijuit spreken terwijl ze anoniem blijven.’

Worden ze door die anonimiteit ook de stemmen van Iran als land?

‘Ik ben benieuwd of dat zo is, maar het gaat me toch om iets anders. Ik wilde twee mensen neerzetten die iets vertellen over Iran en hoe ze daar leven. Ergens probeer ik de problematiek die erbij hoort uit de weg te gaan, maar dat kan uiteraard niet. Je hoort nu eenmaal twee kinderen die opgroeien in een dictatuur. De anonimiteit is er vooral voor hun eigen veiligheid, maar bepaalt vormelijk ook wel je lezing van de voorstelling. Die beperking bevordert mijn creativiteit: het was een uitdaging om hun verhaal voelbaar te maken in deze strenge vorm. Je hoort enkel de stem en moet je verbeelding gebruiken, die ik als speler zo goed mogelijk probeer te prikkelen. Een zweem mysterie krijg je er gratis bij: die heb ik niet bedacht.’

Je ijvert voor een zorgzame houding. Hoe breng je die in de praktijk wanneer je werkt met materiaal van anderen?

‘Dat is natuurlijk een zoektocht met deze insteek. Wanneer je begint aan die gesprekken, houd je je hart vast dat er goed materiaal zal zijn. Dat maakt het een spannend proces. Je vraagt je af of je de juiste kinderen hebt gekozen, met de juiste ervaringen en de juiste verhalen, om te doen wat je voor ogen hebt. Ook het Farsi is allesbehalve evident en je weet pas na de première zeker of het werkt. 

 

‘De telefoon houdt het puur: de kinderen kunnen vrijuit spreken terwijl ze anoniem blijven.’

 

De twee kinderen waren mijn vertrekpunt. Ik sprak met hen, typte alles uit en zocht met de dramaturg, Tobias Kokkelmans, naar een mogelijke boog in spanning en thematiek. Je bekijkt al die gesprekken plots vanuit een compleet andere hoek. We deelden die uren aan materiaal op in categorieën: ‘small talk’, ‘dictatuur’, ‘verlangen’. Geloof me, ik ben nog nooit zo organisatorisch te werk gegaan. 

Mijn deel van het verhaal ontstaat pas op de vloer. Alles wat je hoort gaat over de twee kinderen. Dus ik had uren aan gespreksmateriaal en moest daar iets mee doen op scène. What the fuck ging ik doen? 

Omdat ik mijn podium vooral wil delen, beschouw ik mezelf als een brugfiguur tussen hun verhaal en toeschouwer. Mijn verhaal zit dan in het feit dat die handeling voor mij een soort zacht verzet is. Het is mijn manier om op de barricade te staan en te demonstreren. Ik ben nu eenmaal theatermaker, dus dat is mijn politieke daad. 

De verbinding met mezelf lijkt me dan wel helder. Voor een publiek moet het volstaan dat ik ook uit Iran kom, maar nu in Nederland theater kan maken en met hen in gesprek ga. Natuurlijk heb ik bij al die verhalen soms de neiging om me af te vragen hoe mijn leven er daar verder had uitgezien de kinderen die spreken zijn iets ouder dan ik was toen we naar Nederland verhuisden. Maar die impuls heb ik niet te veel ruimte willen geven, want dit gaat niet echt over mij. Dit gaat over opgroeien in Iran.’

Voel je een verantwoordelijkheid om deze verhalen te vertellen?

‘Ik voelde vooral een verantwoordelijkheid om een podium te delen en stemmen te laten klinken die nog niet gehoord worden. Dat is omdat ik kunstenaar ben en in een land leef waarin ik alles mag maken en zeggen, terwijl ik geboren ben in een land waar een kunstenaar per definitie gecensureerd moet werken. 

We hebben een erg vertekend beeld van Iran, of we hebben er net geen. Mensen denken aan burka’s die helemaal niet in Iran voorkomen en zand. Of ze denken er niet aan.

Maar het nu, dat weten we niet. Omdat Iran ook gewoon de poorten gesloten houdt en de media dat hele beeld vertekent. Op een  bepaald moment in de voorstelling heb ik het met de kinderen over hun verlangen om naar het buitenland te gaan, Amerika of Europa. De jongen is erg realistisch en zegt dat het leven hier niet per definitie leuk is, maar wel beter. Hier tweederangsburger worden is alleszins beter dan een leven in Iran. Dat soort gesprekken zetten toch aan om anders naar vluchtelingen te kijken. Niemand wil graag ontworteld raken en opnieuw beginnen, maar soms krijgen mensen geen andere keus omdat de situatie in hun thuisland ondraaglijk is.’

Je voorstelling krijgt al snel het label politiek te zijn. Ik denk niet dat je dat wilt vermijden, en toch heb ik het gevoel dat er bij jou een grote noodzaak is om het over mensen te hebben. Klopt dat?

‘Het is niet het één of het ander. Ik wilde het hebben over mensen in Iran en dat is per definitie politiek. Die dingen hebben altijd met elkaar te maken. De noodzaak om mensen te laten horen gaat voor op het politieke. 

Politiek speelt in Iran en in het gezinsleven daar nu eenmaal een enorm grote rol. Zodra ik dat te veel ging opzoeken, was het materiaal gewoon niet meer zo interessant. Wanneer ik vroeg naar wie zij zijn als mensen kwam dat politieke verhaal plots vanzelf. De nieuwsgierigheid stuurde de ontmoeting. 

 

‘Ik wilde het hebben over mensen in Iran en dat is per definitie politiek.’

 

Mijn noodzaak om de voorstelling te maken komt vast wel uit het politieke. Ik ben een kind van demonstrerende ouders die uiteindelijk het land uit moesten voor de veiligheid van hun kinderen. Toch ben ik vooral theatermaker, dus ik doe het op mijn manier. Ik ben op zoek gegaan naar de poëzie. Hoe houden we het klein en herkenbaar voor een westerling? Voor de Nederlander of de Belg die zich moet herkennen in die Iraanse kinderen? Of die z’n nichtje herkent? Ik wil niet dat mijn publiek denkt: dat gebeurt allemaal daar en dat is niet mijn probleem. Want het is wel echt ons probleem.’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

For security, use of Google's reCAPTCHA service is required which is subject to the Google Privacy Policy and Terms of Use.

Tags: , ,