het Theater Festival

Juryrapport Het TheaterFestival 2022

ma 06 jun 2022

Een vuurdoop

 

Eindelijk. Eindelijk mochten we weer. Na twee jaar van lockdowns, potdichte theaters, stoeltjes op anderhalve meter, toeschouwen achter mondmaskers en applaudisseren voor livestreams kon de jury van Het TheaterFestival zich weer volledig laten gaan. Eindelijk weer in een warme donkere zaal vol echte lijven! Terug naar het oude normaal werd het evenwel niet. De impact van de coronacrisis werkte tijdens het seizoen 2021-2022 nog stevig door. Iedereen heeft het ongetwijfeld gevoeld, maar de vele annulaties tijdens de pandemie zorgden voor een bottleneck aan voorstellingen. Door de overvolle kalenders werden tournees bovendien erg versnipperd. Soms gingen makers in première met een voorstelling die amper twee keer kon spelen. Voor de jury was het een stevige uitdaging om on top of things te blijven.

 

Ook voor kunstenaars was het herkalibreren. Officieel mochten ze dan wel weer, ze werden geconfronteerd met uitgestelde repetities, last minute castwissels, onvoorziene quarantaines of fantastische ideeën die ze noodgedwongen moesten loslaten. Sommige voorstellingen verloren door de coronavertraging plots hun urgentie, andere werden onverwacht net heel actueel. Meer dan eens viel het ons op hoe die worstelingen ook hun sporen nalieten op het podium, maar als jury hebben we daar mild naar gekeken. De sector heeft twee zware jaren achter de rug. Het aantal burn-outs is exponentieel gestegen, veel mensen zochten een andere job met meer zekerheid. We moeten collectief tijd nemen om te herstellen.

 

Ook Het Theaterfestival 2022 is op veel vlakken een vuurdoop. Het is de eerste editie van kersvers directeur Nora Mahammed, die het stokje overnam van Kathleen Treier. Haar willen we via deze weg nog eens extra in de bloemetjes zetten voor het fantastische werk van de voorbije jaren. Zonder Kathleen was er nu geen TheaterFestival. Nora van haar kant bleef trouw aan de missie van het festival als showcase van het meest belangwekkende Vlaams-Brusselse podiumwerk van het afgelopen seizoen, maar stelde wel een nieuwe meerstemmige jury samen, die meteen ook de integrale selectie maakt – dus ook van ontluikende makers naast de Vlaams-Nederlandse selectie. De Standaard-journalisten Filip Tielens en Charlotte De Somviele zorgen voor de continuïteit. Lore Missinne brengt haar frisse blik op kinder- en jeugdtheater binnen, Wim Van Parijs kent het Vlaamse middenveldtheater als zijn broekzak en Gable Roelofsen volgt het Nederlandse veld en muziektheater op de voet. Audrey Leboutte houdt de vinger aan de pols van wat leeft bij opkomend podiumtalent in een stedelijke context en Emilie Kabongo kijkt met de blik van een avonturier, van spoken word tot hedendaagse dans. Zo kwam er een nieuwe dynamiek rond de jurytafel. Dat valt ongetwijfeld te zien aan de selectie en doet hopelijk niet alleen het publiek, maar ook beleidsmakers dromen over het voortbestaan van dit festival.

 

Het selectieproces

 

Voor de selectie kwamen 446 voorstellingen in aanmerking, die in première gingen tussen 1 mei 2021 en 26 april 2022. Daarvan zag de jury er ongeveer 300. Onze prospectie omvatte zowel dans, (muziek)theater, jeugdtheater, participatief werk, jong werk als performance. Opera, stand-upcomedy en amateurtheater vielen dan weer buiten onze focus. Om voor de longlist in aanmerking te kunnen komen, moest een voorstelling minimaal drie keer te zien zijn, zodat voldoende juryleden ze konden gaan bekijken. Alleen bij jong werk gingen we daar iets soepeler mee om. Ook moesten voorstellingen een Belgische of Nederlandse (hoofd)producent hebben. 

 

Na stevige discussies telt onze selectie uiteindelijk 17 producties. Deze voorstellingen werden door meerdere juryleden ervaren als belangwekkend, vernieuwend of maatschappelijk relevant. Bijvoorbeeld omdat ze een straf verhaal vertellen en ongehoorde stemmen een platform geven. Omdat ze een ode zijn aan ongebreideld spelplezier. Omdat ze met grote branie maatschappelijke problemen aankaarten of onze tijdsgeest vatten in een unieke vorm. Omdat ze het medium theater bevragen en uitdagen. Of gewoon omdat ze ons recht in het hart geraakt hebben. Stuk voor stuk zijn het cadeautjes van ons voor u. Omdat we de kracht van kunst zo hebben gemist.

 

17 pareltjes

 

Door deze juryselectie lopen meerdere rode draden. Onze opvallendste keuze is wellicht de dubbele honorering van choreograaf Jan Martens. Hoewel niet meteen orthodox, waren we het er unaniem over eens dat hij een special honours verdient. Martens verraste afgelopen seizoen niet alleen met het monumentale Any attempt will end in crushed bodies and shattered bones, hij ging ook in première met Elisabeth gets her way, een intieme hommage aan klaveciniste Elisabeth Chojnacka. Zijn toegankelijke en doordachte voorstellingen met grote emotionele impact maken een breed publiek warm voor hedendaagse dans. En ook in het maatschappelijke debat ontpopt hij zich tot een voorbeeldfiguur in de zoektocht naar faire en veilige werkomstandigheden voor kunstenaars.

 

Nog een unicum: dit jaar gingen de meeste jurystemmen naar een jeugdvoorstelling. In een verder vrij mager jaar voor de kinderkunsten stak Bambiraptor er met kop en schouders bovenuit. Met hun intelligente en poëtische taalspel vol neologismen (ver)voeren jonge makers Jonas Baeke en Mats Vandroogenbroeck ons mee in een dolgedraaid kinderhoofd op zoek naar alledaagse verwondering.

 

Afgelopen seizoen stond zeker ook in het teken van ‘knaldrang’. Meer dan ooit zetten theatermakers in op de live-ervaring en de energie van het publiek. Zo zagen we veel voorstellingen die flirten met het format van het rockconcert, de hiphop battle of de nachtclub. In het fantastische straatfeest Birds (Seppe Baeyens) schudt iedereen de laatste coronakriebels van zich af. Indrukwekkend hoe Baeyens, in samenwerking met Martha Balthazar en Yassin Mrabtifi, cocreatie naar een nieuw niveau weet te tillen en de hele stad ten dans uitnodigt.

 

Verder zorgt het vraagstuk van de Vlaamse identiteit vroeger en nu voor interessante parallellen tussen Het gezin Van Paemel (SKaGeN) en Vaderlandloos (Jr.cE.sA.r). Vanuit een totaal verschillend perspectief stellen Valentijn Dhaenens en Junior Mthombeni toch gelijkaardige existentiële vragen over de link tussen onderdrukking en identiteitsvorming. Straffe madammen Nastaran Razawi Khorasani (Songs for no one) en Lisette Ma Neza (L’Europe Noire: Some Girls want to go to Europe) counteren dan weer de eurocentrische blik op Iran en op de Afrikaanse diaspora in Europa. En ook al is ze ondertussen 71, in Sartre & De Beauvoir speelt Sien Eggers een feministe om u tegen te zeggen. Haar filosofische steekspel met Frank Focketyn is zowel hilarisch als existentieel.

 

Jaar na jaar beweegt hedendaags circus verder weg van spektakel, om vernieuwende vormen op te zoeken. De jury volgt deze evolutie met veel enthousiasme. We lieten ons in 2021-2022 niet alleen charmeren door het prachtig melancholische Sono io? (Circus Ronaldo), maar ook door het indrukwekkende BITBYBIT. Daarin houden de broers Vincent en Simon Bruyninckx van Collectif Malunés elkaar in evenwicht met hun tanden. Dankzij de samenwerking met performancegezelschap MOVEDBYMATTER gaat dat huzarenstukje veel verder dan een knap staaltje virtuositeit en maakt het komaf met de masculiene lichaamsbeelden die circus nog steeds domineren.

 

De zoektocht naar een meer open blik op gender komt zowel terug in het aangrijpende verteltheater Jongen (Carly Wijs) over een jongen die na een mislukte geslachtsoperatie wordt opgevoed als meisje, als in de fantastische queer extravaganza van Radical hope – eye to eye, het podiumdebuut van de jonge artiest Stef Van Looveren. In hun modehappening slash occult ritueel slash filminstallatie versmelten queer erotiek en transhumane mensbeelden op een soundtrack van minimal techno. Een belevenis!

 

Al van oudsher worden dieren in parabels opgevoerd als spiegel voor de mens. In het visueel verbluffende The sheep song draait FC Bergman dat principe om: wat als een schaap mens wil worden? In een bloedheet schapenpak kroont Jonas Vermeulen zich tot schaap onder de schapen. Een eekhoorn, een vos en heel wat aaseters verschijnen in Lullaby for scavengers dan weer ten tonele als alter ego’s van maker Kim Noble. We vonden het een niets ontziend en diep ontroerend zelfportret.

 

Tot slot selecteerden we twee voorstellingen die ons omver bliezen door hun combinatie van scherpe maatschappijkritiek en verrassend vormexperiment. In Killjoy Quiz ontmantelt Luanda Casella met humor en finesse de manipulatieve kracht van onze woorden, vanuit een queer, ecofeministisch en afrofuturistisch gedachtegoed. En met The Honey House schetst Nathan Ooms, pas afgestudeerd aan P.A.R.T.S., een scherp beeld van de competitie, tijdsdruk, zelfverbetering en hyperperformativiteit die onze tijdsgeest tekent. Pijnlijk actueel en tegelijk zo confronterend dat het grappig wordt.

 

Onze laatste gekozen voorstelling werd de uitkomst van een allereerste ontmoeting tussen de jury’s van het Vlaamse en Nederlandse Theaterfestival op 9 mei. Het werd een boeiende artistiek-inhoudelijke uitwisseling waarin beide jury’s trots hun selectie aan elkaar voorstelden en daaruit een extra kers kozen voor hun eigen taart. Als Vlaamse jury raakten we geïntrigeerd door Salomonsoordeel (Ilay den Boer), een huiskamervoorstelling rond de complexiteit en dilemma’s van de asielprocedure.

 

Charlotte De Somviele, Emilie Kabongo, Audrey Leboutte, Lore Missinne, Gable Roelofsen, Filip Tielens & Wim Van Parijs 

 

JURYVERSLAG

 

Het gezin Van Paemel 

SkaGeN & De Studio

 

Het vraagt toch ballen, om een vergeelde theatertekst als Het gezin Van Paemel (1903) terug uit de kast te halen. Valentijn Dhaenens deed het en hoe, akkerdjie! Hij brengt de integrale tekst in het originele Nevelse dialect van Cyriel Buysse, een tour de force die niemand hem ooit voordeed (ook de tv-film met Senne Rouffaer uit 1983 werd in het ABN gespeeld). Het maakt de trieste lotgevallen van boer Van Paemel en zijn familie, die ten onder gaan aan de uitbuiting van de aristocratie, des te levendiger. Als toeschouwer word je recht terug de geschiedenis in gekatapulteerd. 

 

Ook vormelijk verrast de voorstelling door zijn eclectische keuzes: Dhaenens grijpt terug naar een naturalisme zoals we dat al dertig jaar niet meer gezien hebben, compleet met klompen en grime. Wat een gedurfde keuze tegen alles waar het zogenaamde ‘hedendaagse theater’ voor staat! Tegelijk is de setting hoogtechnologisch: alle dertien nevenpersonages zijn hologrammen, gespeeld door Dhaenens zelf, meester van de gedaanteverwisseling. Op geen enkel moment voelt die technologie artificieel, wel vergroot ze met welgemikte close-ups en knappe tableaus de emotionele impact van het verhaal uit. Dhaenens speelt dus een ensemblestuk met zichzelf. Opnieuw bewijst hij dat hij een van de grootste acteurs van zijn generatie is. 

 

En ook Het gezin Van Paemel blijkt een dijk van een toneeltekst – nooit gedacht dat we dat nog zouden zeggen. Buysses genadeloze maatschappijkritiek, die stem geeft aan de sociale strijd van de arbeidersklasse en de slachtoffers van de industrialisering, zorgt niet alleen voor veel empathie met het lot van onze grootouders, maar klinkt – zoals alle grote toneelliteratuur – ook nog pijnlijk actueel. Vandaag zijn de Van Paemels de slaven van Amazon en Bol.com geworden, de onzichtbare mensen achter de ‘bullshit jobs’ in onze service-economie. Amerika is niet langer het beloofde land waarnaar boer Kamiel migreert voor een beter leven, maar het toppunt van een grotesk neoliberaal systeem dat teert op uitbuiting en racisme. Staan we er 120 jaar later werkelijk zoveel beter voor? Het gezin Van Paemel sust niet met nostalgie, maar roept net heel wakkere vragen op. Het is een aangrijpend anachronistisch museumstuk dat nog lang blijft nazinderen.

 

Lullaby for scavengers

Kim Noble / CAMPO

 

Even walgelijk als geniaal: zo omschreef één jurylid deze solo. Brits performancekunstenaar Kim Noble, die al jaren werk maakt onder de vleugels van CAMPO, laat niemand onberoerd. Zijn semi-autobiografische voorstelling op het snijpunt tussen stand-up, performance en videokunst is dan ook minstens onconventioneel. Noble deelt het podium met een cynische eekhoorn (die stierf op Nobles zolder nadat hij een ongediertebestrijder belde), een dode vos (ja, een echte) en Maggot, een aaseter die hij adopteerde als dochter. 

 

Het zijn geen fictieve dieren, maar personages rond wie hij zijn leven een tijdje heeft ingericht met bijna aandoenlijke zorg en aandacht. Zo ging hij enkele weken in een bos nabij een vossenhol wonen, om de familie van de overreden vos te vinden. Met Maggot ging hij op restaurant, waarvoor ze samen een frauduleus handeltje in gratis maaltijden opzetten. 

 

Hoe excentriek, onaangepast en zelfvernederend Nobles acties ook zijn, uit alles spreekt een wanhopig verlangen naar verbinding en acceptatie. Stap voor stap maakt de initiële schok van zijn exhibitionistische beeldtaal bij de toeschouwer dan ook plaats voor empathie. Als zelfverklaarde loser die worstelt met een manische-depressieve stoornis, reikt Noble de hand naar iedereen die door de maatschappij uitgestoten wordt: van de dakloze man met wie hij oprecht over zijn kunst discussieert, tot mister P. Samuels, een ex-bankdirecteur die zijn dagen nu in eenzaamheid slijt en bij wie Noble schoonmaakt. Met zijn camera in de hand trekt hij naar riolen, kelders en hollen – biotopen van het menselijke ongedierte dat we zo graag willen uitroeien. 

 

Lullaby for scavengers is een diep tragisch portret van een man die zijn zelfverachting weet om te zetten in sublieme sociaal-kritische kunst. 

 

Songs for no one 

Nastaran Razawi Khorasani / Kobe collectief

 

Basis van deze solo is een serie telefoongesprekken tussen maker-performer Nastaran Razawi Khorasani en twee kinderen die in Iran leven. Van de andere kant van de lijn delen zij hun ideeën over vrijheid en vertellen ze honderduit over hun dagelijks leven onder een uitgesproken religieus bewind. Die interviews wisselt Khorastani op scène af met aanstekelijke en vrijmoedige elektro popliedjes. Wat zich zo tussen de regels ontvouwt, is een spannende sonore meditatie over culturele verwachtingen, wederzijdse vooroordelen en hoop voor de toekomst, maar vooral ook over de zachte kracht van menselijk contact. 

 

Nastaran Razawi Khorasani zet haar verworven privileges dus in om haar podium te lenen aan andere stemmen en een voor ons onzichtbare wereld open te plooien. Tegelijk blijft Songs for no one ontegensprekelijk haar eigen maakwerk. Zo eenvoudig de voorstelling lijkt, zo meergelaagd is haar kunde in performance, video, elektro pop en eigen geleefde ervaring ineengepuzzeld tot een heldere vorm. Het maakt van Songs for no one net een heel rijke visuele en auditieve ervaring.  

 

Geen toeval, zo voelt het. Khorasani is een van die spannende eigentijdse makers die dankzij hun bi-culturele achtergrond het codeswitchen tot hogere kunst hebben verheven: het vlot kunnen switchen tussen meerdere talen en culturele vormen. Door scha en schande hebben code switchers als Khorasani al die talen en klassieke codes bijeen verzameld, om ze zich vervolgens autonoom toe te eigenen, ze te hervormen en er andere werelden mee te verbinden en te ontsluiten. Een prachtig menselijk kleinood is hier het resultaat. 

 

Als jury hebben we vooral genoten van Khorasani’s even aardse, scherpe als zorgzame podiumaanwezigheid als interviewer/performer. Heel subtiel confronteert ze haar kijkers met diep ingebakken ideeën over westerse suprematie, maar tegelijk mijdt haar volwassen gebruik van heel hedendaagse middelen onze neiging tot vals sentiment of het makkelijke zitje van witte helper. Voor een westerse wereld die stap voor stap aan het leren is om zich anders tot de ander te verhouden, is deze oefening in het luisteren naar onhoorbare stemmen een sterk politiek statement. Songs for no one? Songs for everyone! 

 

Any attempt will end in crushed bodies and shattered bones

Jan Martens / GRIP & Dance On Ensemble 

 

Met maar liefst 17 dansers en 8 understudies presteert Jan Martens een indrukwekkend grotezaaldebuut vol tegenstellingen en paradoxen. Zo heeft zijn aankondigingstekst het over een ‘corps de ballet’, maar uit zijn werkwijze en eindresultaat spreekt op geen enkele manier de eenvormigheid die dat historische begrip kan oproepen. We zien geen militaristische discipline, wel een levendige gemeenschap met een volle breedte aan leeftijden, afkomsten en lichamelijke expressies, in kostuums met tientallen tinten grijs. 

 

Op een soundtrack van protestliederen van Górecki tot Kae Tempest thematiseren al die wervelende verschillen een bewustwording over machtsverhoudingen in een verhardende wereld. Van een racistische rede tot dansers die in formatie lijnrecht tegen elkaar komen te staan: het canvas van deze dansante schilderwerken is duidelijk maatschappelijk. 

 

Een hoopvol antwoord op al die polarisering biedt Any Attempt vooral door hoe eraan gewerkt is: niet vanuit de strakke hand van één grote maker, maar in intensieve cocreatie tussen evenveel makers als er dansers zijn. Wonderlijk genoeg leidt dat open groepsproces nergens tot de platte afroming van expressie die je elders wel eens ziet. Veeleer sterkt het juist een beeld van een zorgzame gemeenschap – best uitzonderlijk op het toneel van het grotere danstheater. Bovendien is dat gevoel van gemeenschap nergens geacteerd. Het is er niet bovenop gelegd. Het is de uitkomst van de aard van de onderneming, waar een aanstekelijke emancipatorische kracht van uitgaat.

 

Met Any Attempt is Martens erin geslaagd om de lange traditie van het barokke in balans te brengen met de meer recente traditie van het minimale. Dat doet hij met de rustige en vaardige hand van een choreograaf-dirigent die in de kleine zaal en met meer beperkte productiekernen jarenlang de tijd heeft genomen om een eigen taal en werkwijze op te bouwen richting dit meer imposante werk. Met scherpe hand voert hij de hoofdredactie zonder de expressie van anderen weg te schrappen. Dat maakt van Any Attempt een heel slim uitgedachte voorstelling, die toch nergens streng, hermetisch of celebraal wordt. Bewonderenswaardig hartelijk is ze juist, goed voor een al even genereuze golfslag tussen het publiek en de gemeenschap op het podium. Precies waar we na al die contactarme maanden hard naar snakten. 

 

Jongen 

Carly Wijs / De Roovers & TEATERi

 

Jongen is een voorstelling voor een jong publiek (+12), gebaseerd op het beklijvende waargebeurde verhaal van Bruce Reimer uit Ontario. Die kreeg  als baby van 8 maand na een mislukte penisbesnijdenis een kunstmatige vagina ingeplant, om verder als meisje opgevoed te worden. In wetenschappelijke kringen is dit experiment bekend als de John/Joan case, naar een controversiële studie van de Amerikaanse Dr. John Money die in de jaren 1970 diende als rechtvaardiging om genderbepalende chirurgie toe te passen op duizenden kinderen met onduidelijke of afwijkende geslachtsorganen. De zaak inspireerde eerder o.a. de BBC tot een docuserie, de Canadese rockgroep The Weakerthans tot een nummer en het New Yorkse Ensemble Studio Theatre tot een voorstelling.

 

Carly Wijs kiest voor theatrale basisingrediënten als een knappe tekst, twee sterke acteurs en een eenvoudig maar efficiënt decor met pluche knuffels als rekwisieten. Samen geeft dat een heel toegankelijke taal- en beeldrijke voorstelling, die raakt aan de kern van het genderdebat. Is gender-identiteit een ‘sociale constructie en het loutere effect van opvoeding’, zoals de studie van Dr. Money voorspiegelt? Hoe bepalend is die opvoeding dan wel? Wat doet het met een mens om in een ander lichaam te leven? En hoe gaat onze maatschappij om met wie buiten de man/vrouw-hokjes valt, al dan niet als transgender? Impliciet passeren in Jongen al die vragen de revue.

 

Geen sexy gendervoorstelling krijgen we te zien, wel een uiterst ambachtelijke productie die jong én oud op een hele slimme manier dwingt om zich te verplaatsen in mensen die niet ‘de norm’ zijn. Tegelijk is Jongen een meesterlijke illustratie van de ontwapenende kracht van de eenvoud. Soms heeft een voorstelling nu eenmaal genoeg aan een sterke tekst, een strakke regie en een sober spel om de ziel van de toeschouwer te raken. Soms verdraagt een thema niet meer dan deze soberheid.

 

 

Radical hope – eye to eye 

Stef Van Looveren / DE SINGEL

 

Kan liefde politiek zijn? Het is een vraag die lang blijft nazinderen na Radical hope – eye to eye. Deze eerste live performance van de non-binaire beeldend kunstenaar Stef Van Looveren (1992) houdt het midden tussen modehappening, occult ritueel, filminstallatie en levende tentoonstelling. Verwacht dus geen klassieke voorstelling, wel een reeks mysterieuze tableaus die queer erotiek en transhumane mensbeelden gelaagd versmelten op een soundtrack van minimal techno.

 

Concreet brengt Van Looveren een aantal bestaande sculpturale werken in een nieuwe constellatie samen. Zo herken je Between the devil and the deep blue sea (2020), een avatarblauwe siliconen figuur zonder geslacht, rijkelijk bezet met diamanten. Daarrond zijn Van Looverens befaamde DPA (dick, intersex, pussy, ass) handtasjes uitgestald. En op groot scherm krijgen we een fragment te zien uit de kortfilm Radical hope (2018), een intieme choreografie waarin elke performer een ander gender belichaamt. In één beweging wordt komaf gemaakt met fatfobie, islamofobie en transfobie.

 

Van Looverens verzet tegen gendernormen voelt even doortastend als ongedwongen. Hen toont een wereld waarin lichamen niet langer gereduceerd worden tot geslacht, maar vrij zijn om een eigen fluïde identiteit te kiezen. Bijzonder is ook de manier waarop de artiest erotiek vanuit de privésfeer in het publieke hart van het theater trekt. Prachtig zijn bijvoorbeeld de scènes waarin het kunstenaarskoppel Van Looveren en Mustaf Ahmeti hun liefde beleven: ze vrijen, masturberen en omhelzen elkaar nu eens gewelddadig, dan weer teder, maar in elk geval wars van alle taboes. Dit krachtige gebaar van emancipatie laat niemand onberoerd. 

 

De jury is niet alleen onder de indruk van Van Looverens grensverleggende esthetiek, maar ook van hun sterke présence als performer. Zelden zagen we zo’n radicaal-utopische inclusiviteit op het podium. Benieuwd wat Van Looveren nog meer in petto heeft voor de podiumkunsten.

 

Sartre & De Beauvoir

Stefaan Van Brabandt / De Verwondering & Het Zuidelijk Toneel

 

Na drie succesvolle filosofen-monologen Socrates, Marx en Spinoza, met topacteurs als  Bruno Vanden Broecke, Johan Heldenbergh / Frank Lammers en Han Kerckhoffs, creëerde Stefaan Van Brabandt nu samen met vaste dramaturg Wannes Gyselinck een dialoog tussen Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir. Daar keken we collectief naar uit, en dat vertrouwen werd niet beschaamd. Wel integendeel. 

 

Ook deze voorstelling wordt geschraagd door grote acteurs. Frank Focketyn en Sien Eggers vertellen en spelen het verhaal van hun personages bijzonder mooi en ingetogen. Zij beheersen het métier tot in de puntjes, spelen met elkaar en met het publiek. Uiterst organisch voelt hun partnerschap. 

 

De verhouding tussen hun beide personages mag dan wat minder evenwichtig lijken – de meest filosofische ideeën komen van Sartre – toch voel je dat er zonder de Beauvoir geen Sartre zou zijn. Zij heeft hem naar boven getild en dat straalt ook af op de voorstelling. Eggers tilt het spel van Focketyn naar een hoger niveau. Voeg daarbij een sterk gelaagde tekst, die het existentialisme toch heel helder en begrijpelijk maakt voor ook kijkers zonder filosofische voorkennis, en je begrijpt waarom pers en publiek terecht zot zijn van deze voorstelling. Sartre & De Beauvoir biedt spelplezier zonder weerga, maar steeds ten dienste van zijn doorwrochte ideeën. 

 

Vaderlandloos 

Junior Mthombeni / Jr.cE.sA.r, ARSENAAL & KVS

 

Zijn strepen als muzikaal theatermaker verdiende acteur en muzikant Junior Mthombeni eerder al met biografische voorstellingen als Rumble in da Jungle, Malcolm X en Dear Winnie – waarvan de laatste twee ook al een TheaterFestival-selectie in de wacht sleepten. Telkens werden de levens en ideeën van zwarte boegbeelden als Muhammad Ali, Malcolm X of Winnie Mandela omgesmeed tot een meeslepende splinterbom van tekst, zang en muziek. Maar wat zou het geven nu Mthombeni zijn eigen levensgeschiedenis tot voorwerp van die intuïtieve jam-methodiek wou maken? 

 

Vaderlandloos voelt nog meer emotioneel gevoed, zo blijkt. Tergend traag, als voor een mystiek ritueel, stapt Mthombeni zelf de scène op om kond te doen van het intieme verhaal over zijn jeugd in Mechelen, als zoon van een uitgeweken ANC-strijder. Op de energie van drie wit-gemaskerde muzikale kompanen ontvouwt zich vervolgens een meeslepende trip, getekend door verdoken racisme, bi-culturaliteit en een mengelmoes van culturele invloeden. Slam, stille gebarentaal, een drumsessie: geen vorm die Mthombeni niet beproeft om vorm te geven aan de chaos in zijn hoofd. Een ‘koortsdroom’ noemde De Morgen de voorstelling: de nagel op de kop. 

 

Met sterke beelden koppelt Vaderlandloos emotionele ervaringen aan historische herinneringen, een individuele zelfverkenning aan een veel breder tijdsbeeld, gedrenkt in Mechels dialect. Zeker in die ene scène waarin Mthombeni zich helemaal met klei bekladt, speelt hij met wie hij is en wat zijn huidskleur is. Als publiek kan je niet meer uitmaken wie zich precies achter deze kladfiguur bevindt. En precies zo verscheurd én meerstemmig lijkt ook de figuur op scène zich te voelen. 

 

Bovenal confronteren zulke aangrijpende beelden het publiek met de absurditeit van racisme, bekeken door de nog onbewuste ogen van een kind. Versplinterd heropent Vaderlandloos een lang stil gehouden gesprek over bi-culturaliteit en de existentiële vragen die zich daarbij opdringen. De wijsheid van die trip, door historische met autobiografische feiten te laten versmelten, maakt complexe onderwerpen als deze extra toegankelijk en bespreekbaar. Zowel onze verbeelding als onze menselijkheid spreekt Mthombeni aan. 

 

 

The Honey House 

Nathan Ooms / P.A.R.T.S. & CAMPO

 

In The Honey House, Nathan Ooms’ afstudeerwerk aan de STUDIOS-masteropleiding van P.A.R.T.S., nemen vijf dansers je mee op een even humoristische als krankzinnige trip die de absurditeit oproept van onze huidige levensstijl. Al blijven hun strak gestructureerde bewegingen en gebaren abstract, toch laat hun choreografie-zonder-dans zich makkelijk lezen als een radicalisering van ons aller neiging tot competitie, zelfverbetering en constante tijdsdruk. 

 

In deel één hint een doordringend irritant zoemgeluid op een dissociatieve levensstijl tussen hyper-performatieve dwangmatigheid en lichamelijke begrenzingen. Het tweede deel benadrukt dan weer de overesthetiserende druk van het hedendaagse digitale leven: de grens tussen alledaagse realiteit en virtuele romantisering is compleet vervaagd. Deze post-internet conditie laat de personages finaal helemaal doordraaien. En ook in de zaal gaan we mee plat. 

 

Nathan Ooms beschikt over het talent om een moeilijk te vatten algemeen tijdsgevoel toch heel tastbaar op scène te brengen, via de strategie van een cynische humor die net zozeer de verbeelding aanspreekt als toch heel herkenbaar blijft. Dit is dus onze wereld vandaag? Je ziet zowel je eigen aandriften als een veel bredere waaier aan maatschappelijke ontwikkelingen pijnlijk actueel uitgesmeerd worden. Een existentiële en verbluffende draaikolk is deze voorstelling. 

 

 

Birds 

Seppe Baeyens / Ultima Vez

 

Je publiek spontaan in beweging krijgen om mee de voorstelling te maken, daarvoor moet je van goeden huize zijn. Zeker als het om een dansproductie gaat. Seppe Baeyens deed het al binnen in de black box in INVITED, die voorstelling met dat dikke blauwe touw die in 2018 al op Het TheaterFestival stond. Nu trekt hij voor Birds samen met Yassin Mrabtifi en Martha Balthazar bewust naar buiten, de publieke ruimte in. 

 

Op zich lijkt het simpel: op een open plek in de stad collectief een choreografie afwerken van over en weer lopen, door elkaar cirkelen, versnellen en vertragen. Maar om het ook zo simpel te maken dat elke toeschouwer ongedwongen zin krijgt om mee te participeren, daarvoor is kunde nodig. Birds doet het: een wervelwind aan gedeelde energie losmaken en bijna ongemerkt opbouwen naar een climax die een perfect antwoord weet te bieden op gezamenlijke knaldrang. 

 

Niet alleen de uitermate inclusieve casting en de vooruitstrevende visie op co-creatie achter Birds impressioneren, ook de diepere betekenis daarvan beroert het hart: dans als een vorm van tijdelijke gemeenschapsvorming in onwillekeurig polariserende tijden. Als toeschouwer krijg je de kans om even deel uit  te maken van een zwerm, van een groter gelijkwaardig geheel. De duidelijke instructies die ingebed zijn in de choreografie maken het ook ontzettend laagdrempelig om tot die gemeenschap toe te treden. Een indrukwekkende ervaring. 

 

Het verbindende effect van deze voorstelling – zonder dat je je daar ooit toe gedwongen voelt – straalt zoveel kracht uit dat zelfs toevallige passanten zich aangetrokken voelen om die bonte bende te vervoegen. Deel te mogen zijn van een groep terwijl je in volle diversiteit en collectiviteit toch je vrije zelf mag blijven: heel bevrijdend voelt dat. Je moet het meemaken om het te geloven: Birds geeft vleugels. 

 

Elisabeth gets her way 

Jan Martens / GRIP

 

Jan Martens maakte dit jaar indruk met zowel groot als klein werk. Elisabeth gets her way behoort tot de laatste categorie. In deze solo staat hij zelf op scène. Hij brengt een portret van de klaveciniste Elisabeth Chojnacka (1939 – 2017), een Poolse muzikante met uitzonderlijk talent, vurige passie en tonnen charisma. Halfweg de twintigste eeuw was zij medeverantwoordelijk voor een revival van de klavecimbelmuziek: een genre dat zeker niet als het meest toegankelijke wordt ervaren. 

 

Martens slaagt erin om met zijn heldere opgebouwde solo in zeven delen zowel de muzikante, haar oeuvre als klavecimbelmuziek op zich te ontsluiten via het medium van de dans. Elk deel begint met een videofragment van een van de vele interviews met of over Chojnacka. Haar rode haar, haar hoge hakken, haar fragiele schoonheid, maar ook haar kracht en unieke artistieke interpretatieve ijver komen aan bod. Vervolgens leidt een titel ons naar de muziek en tot slot de dans. Die documentair-biografische inslag is nog weinig vertoond binnen een dansvoorstelling, maar Martens doet het een vanzelfsprekendheid lijken. Dat op zich is al een prestatie.     

 

Zijn keuze voor een directe vertaalslag tussen dans en muziek – met ritme, emotie en intensiteit als gedeelde factor – maakt de voorstelling uitermate open en toegankelijk. De scène waarin hij het hypersnelle gehamer op het klavecimbel omzet in wat lijkt op een technorave of rockconcert, maakt de composities zelfs herkenbaar. Het lichtontwerp van Elke Verachtert en de kostuums van Cédric Charlier treden Martens bij en bepalen de sfeersetting van elk deel. 

 

Alles versmelt tot een heerlijke solo voor zowel de liefhebbers als de nieuwsgierigen van het genre. Zo ontpopt Elisabeth gets her way zich tot een uitzonderlijk artistiek essay, tot een hommage van de ene grote artiest aan de andere. 

 

 

The Sheep Song

FC Bergman & Toneelhuis

 

Voor The Sheep Song liet FC Bergman zich inspireren door de vele schapenmetaforen die onze cultuur rijk is. Aan de hand van een krachtige beeldenstroom – zonder tekst – vertelt de voorstelling het relaas van een schaap dat zo graag mens wil zijn. De eerste metafoor is gezet: we zien een kuddeschaap dat zo graag uniek wil zijn. Een schaap met ambitie en een eigen wil. Een schaap dat erop uit is het te maken in deze wereld en daarvoor ook de tol wil betalen.

 

Het stuk begint met het perfecte bucolische tafereel: een herder die luit speelt bij zijn kudde schapen. Echte schapen. Wanneer de hond van de herder hen van het toneel drijft, rest enkel nog het hoofdpersonage – schitterend gespeeld door Jonas Vermeulen in een bijzonder knap gemaakt kostuum. Hij rijst op, stapt op een loopband en start zijn queeste langs allerlei tableaux vivants. Of zijn het statiën van een kruisweg? Veel beelden gaan over het lijden van de mens, door de ogen van het schaap. De loopband waarop de spelers zich begeven creëert een gevoel van vooruitgang. Of is het de processie van Echternach?

 

FC Bergman levert opnieuw een knap staaltje scenografie, terwijl we kijken naar iets wat aanvoelt als een droomsequentie van visuele poëzie. Maar hoe verder het hoofdpersonage evolueert, hoe onbehagelijker die prachtige esthetiek wordt. De vergelijking met onze hyperindividualistische maatschappij is snel gemaakt. Net als het schaap willen we eruit springen, excelleren, bij de lucky few horen… om dan toch te beseffen dat we vooral op zoek zijn naar verbinding. 

 

Eens te meer zijn de Bergmannen erin geslaagd om met een veelheid en variatie aan scènes een resem associaties op te roepen bij de kijker. Voor de jury is dit een fijngeslepen juweel, van een collectief dat blijft excelleren in zijn metier om even beklijvende als mooie beelden te creëren. Tot lang na de voorstelling blijven die op je netvlies branden en naspoken in je gedachten. 

 

Bambiraptor 

KOPERGIETERY & KGbe

 

Met Bambiraptor hebben jonge makers Jonas Baeke en Mats Vandroogenbroeck niet minder dan een pareltje gepresteerd. Ze nemen ons mee in een dolgedraaid kinderhoofd en gaan daar op zoek naar de alledaagse verwondering die de kleinste kinderen en de grootste filosofen met elkaar delen. Geen klein bier, maar de kunstenaars slagen uitmuntend in hun opzet.

 

Bambiraptor begint met een jongen die bij een bushalte wacht. Samen met een meisje. Of beter gezegd: samen met een gieter. Later zullen we ontdekken dat een klasgenootje haar neus immers daarmee vergeleek. Die belediging bleef plakken en meteen wordt de kracht van taal verbeeld: taal schept werkelijkheid. Bambiraptor is Wittgenstein voor kinderen. De toon is gezet.

 

De mise-en-scène is sober, maar uitgekiend. De hele voorstelling speelt zich af op een loopband. Elk nieuw object dat erop wordt gezet, komt aan bod in de taal. Die uitgepuurde verbinding tussen beeld en taal blijkt de sleutel om in de gevoels- en denkwereld van de personages te komen. De vele poëtische associaties in het script brengen ook verfrissende neologismen met zich mee. Zo is er de ‘leestekening’, die je ongeveer kan omschrijven als een beeld dat je innerlijke wereld weerspiegelt, of welke indruk je van iemand krijgt als je ernaar kijkt. Beeldend kunstenaar Emiel Astrid Vandekerckhove gaf er prachtig uiting aan. En net in die wisselwerking schuilt de kracht van Bambiraptor. De voorstelling mag dan wel beginnen bij taal, het is de mix van alle elementen die gelaagdheid en rijkheid brengt.

 

Bambiraptor gaf het jeugdcircuit afgelopen seizoen een bijzondere glans,  dankzij een sublieme tekst en een intelligente mis-en-scène, die een eindeloze reeks aan krachtige beelden opwekt. Tegelijk doen Jonas Baeke en Mats Vandroogenbroeck ook zoveel meer dan wat turnen met taal. Hun speelse maar zorgvuldig gemaakte woordkeuzes overstijgen uiteindelijk allerlei identitaire hokjes en laten je als toeschouwer toe om in je eigen (beeld)taal je identiteit te onderzoeken. Ze leveren het levende bewijs dat jeugdtheater net méér creatieve intelligentie vereist om echt te kunnen spreken tot jong en oud. 

 

BITBYBIT 

MOVEDBYMATTER & Collectif Malunés

 

Met BITBYBIT brengen de broers Simon en Vincent Bruyninckx van Collectif Malunés een bijzonder knap circusduet. Daarvoor werkten ze samen met MOVEDBYMATTER, het performancegezelschap rond Kasper Vandenberghe en Matthias Velle. Eén plus één is drie, zo bewijzen de vier mannen hier. De charme van de circustent en de bijzonder moeilijke circusdiscipline in combinatie met de uitgepuurde precisie en een sterke dramaturgische boog leveren een intiem circuspareltje op dat niemand onberoerd laat.

 

In BITBYBIT exploreren de broers Bruyninckx de iron jaw-techniek, waarbij ze elkaar met hun tanden in evenwicht houden. Met in hun mond een ‘bit’ en daaraan een touw dat hen met elkaar verbindt, halen Simon en Vincent allerlei acrobatische toeren uit. Zo komen ze – letterlijk én figuurlijk – beetje bij beetje dichter bij elkaar. De dreigende soundtrack van Dijf Sanders zorgt ondertussen voor extra suspense.

 

Zo verkennen ze alle facetten van hun broederband, van speels en stoer tot treiterig en uiteindelijk teder en intiem. Tegelijk gaat hun bijzondere bromance resoluut in tegen de ook in circus nog steeds dominante masculiene lichaamsbeelden. Het maakt BITBYBIT tot een kwetsbare en ontroerende voorstelling, met een mooie traagheid en poëzie die je niet gewend bent in het circus. En toch is DIT ook een bijzonder spannende en spectaculaire voorstelling, die je als publiek op de circusbanken ondergaat met ingehouden adem. 

 

Sono io? 

Circus Ronaldo

 

Met Sono io? bewijst Circus Ronaldo opnieuw dat het aan de absolute top staat van het circustheater niet alleen in België maar ook wereldwijd. In ware commedia dell’arte-stijl delen vader Danny en zoon Pepijn Ronaldo hier voor het eerst samen de piste. De zesde en zevende generatie van de beroemde circusfamilie gaan in dit knappe duet een acrobatische krachtmeting aan, waarbij een lach en een traan nooit ver weg zijn.

 

Met zijn solo Fidelis Fortibus was Danny Ronaldo ook al in 2016 te zien op Het TheaterFestival. Deze keer staat hij er opnieuw met zijn zoon, die bewijst dat de opvolging verzekerd is. Want wat is Pepijn een geweldig talent, met zijn charismatische uitstraling, zijn clowneske blik en zijn muzikale talent. Tussen vader en zoon vonkt het, omdat ze dezelfde liefde voor het circus delen, maar als verschillende generaties ook met elkaar clashen – of toch hun personages. Danny speelt de oude ervaren rot die het moeilijk heeft om zijn positie als sterartiest af te geven, ook al is hij misschien over zijn hoogtepunt heen. Pepijns personage trommelt dan weer vol ongeduld op de deur, klaar om misschien wel een vadermoord te plegen en finaal in zijn voetsporen te kunnen treden. 

 

Nog meer dan hun beider straffe ambacht als makers blijkt uiteindelijk die diepere laag de grote kracht van deze voorstelling. Doorheen alle fratsen, stunts en spielereien schemert steevast een van de grote actuele vraagstukken in het theater: moet de oudere generatie plaats ruimen, of is er een vorm van co-existentie mogelijk waarbij de wijsheden van de anciens samengaan met de sturm und drang van de jonkies? Circus Ronaldo bewijst in Sono io? overtuigend het laatste. 

 

KilJoy Quiz 

Luanda Casella / NTGent

 

KillJoy Quiz is een Engelstalige voorstelling die zich verkleedt in het format van een Amerikaanse tv-show om het geweld van taal te doorprikken. De term ‘killjoy’ komt van Sara Ahmed. Letterlijk vertaald is de killjoy iemand die het geluk of plezier, ‘joy’, komt verzieken, ‘killen’: iemand die de pret verstoort door onrecht aan te kaarten. Dat klinkt negatief, maar dat is het voor Ahmed niet. Een killjoy (pretbederver) verzet zich tegen ingesleten patronen.

 

In het gladde en opgeblazen decor van een tv-studio voeren drie actrices en drie zangeressen, alle zes van kleur, een ritmisch strakke show op, van ronde naar ronde. Maar binnen die herkenbare vormkopie injecteert Luanda Casella, tussen de vragen door, een veeleer politieke inhoud. Met humor en finesse slaagt ze er zo in om de manipulatieve kracht van woorden te benadrukken. Vanuit queer, eco-feministische en afro-futuristische referenties ontleedt deze performance met het nodige sarcasme allerlei mechanismen van taalgebruik: van Twitter-posts, politieke verklaringen en Facebook-chat tot het discours rond bijvoorbeeld klimaat of kapitalisme. 

 

Dat Casella geïntrigeerd is door verhaalplots en spanningsbogen, voel je ook aan de opbouw van de dramaturgie. Eerst confronteert haar regie ons met behulp van subtiele meerkeuzevragen met onze vooroordelen, daarna zet ze ons aan het denken over onze manier van dialogeren en ons gebruik van kennis. Wanneer worden woorden een verraderlijke bondgenoot van bedrog en manipulatie? Vanaf welk punt worden we de onderdrukker wanneer we een onderdrukking aan de kaak stellen? Meer dan één ballon wordt in KillJoy Quiz genadeloos doorprikt. 

 

Hoe je een activistische inhoud vertaalt naar een open vorm die er toch geen leerstuk van maakt: het blijft een van de hamvragen van het theater vandaag. Casella heeft met het bekende format van de quiz een uitgekiend antwoord gevonden: het geeft dat activisme niet alleen een luchtige en entertainende vorm, maar houdt het publiek tegelijk toch extra bij de les. De intelligentie waarmee Casella dergelijke maatschappelijk relevante onderwerpen aansnijdt en speelsheid inzet als lekker glijmiddel voor vlijmscherpe kritiek, voelt bijzonder inspirerend. Het geeft je als publiek veel zin om zelf aan de slag te gaan. 

 

Some Girls want to go to Europe

L’Europe Noire

Lisette Ma Neza

 

Some Girls want to go to Europe is een verhaal dat zijn oorsprong vindt in een lange treinreis van Lisette Ma Neza, woordkunstenaar, zangeres en vice-wereldkampioen poetry slam. Tijdens die reis door Europa, op vraag van Europalia, richtte ze zich op de aanwezigheid van mensen uit de Afrikaanse diaspora, met als gids het boek Afropeans van Johny Pitts. De voorstelling is het relaas van deze trip: geen documentaire met beelden en beschrijvingen van allerlei bestemmingen, wel de evocatie van een emotioneel traject. Some Girls want to go to Europe verdicht, verklankt en theatraliseert gevoelens.   

 

Ma Neza’s teksten, die als rode draad door het stuk lopen, zijn poëtische hoogstandjes die de kwaliteit bevestigen van de opbloeiende spoken word-traditie in het theater. Ze drukken niet louter individuele impressies uit, maar beschrijven perfect de complexe ervaringen en gevoelens van een hele generatie. Some Girls want to go to Europe bewijst voor de jury dat in slam en spoken word een goudader ligt voor de klassieke podiumkunsten. 

 

Die sterk literaire basis wordt ondersteund door de vertolkingen van zes artiesten die Ma Neza op scène begeleiden. Zij spelen geen illustraties in de achtergrond. Wel reageren ze op haar instructies, wanneer Ma Neza hen als een dirigent verzoekt om eigen interpretaties van verschillende emoties te improviseren via dans of muziek. Eenieder krijgt een andere instructie en voegt een extra laag toe aan deze of gene scène. Samen geven ze vorm aan een spontane jam van artistieke invloeden, een schone chaos die de voorstelling heel naturel houdt. Je voelt de sfeer van poëzieavonden en intieme huisconcerten, met zowel fijnbesnaarde introspectie als genereuze veruitwendiging van een prisma aan emoties, als een multidimensionale articulatie van sensaties. 

 

Bijzonder hoe uiterst persoonlijke verhalen toch zoveel gemeenschapszin kunnen creëren. Lisette Ma Neza slaagt erin een zachte en warme sfeer te creëren waarin iedereen zich onderdeel voelt van een groter verhaal. Net als haar pen pakt ook haar productie zware onderwerpen als kolonialisme, integratie en vervreemding even licht als krachtig aan. De geheimtip van onze selectie.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *