het Theater Festival

‘Ik heb hen niet als kinderen behandeld’ – interview met Radouan Mriziga

vr 06 sep 2019

Vanavond in Vooruit dompelen de zeven jonge dansers van 8.2 ons voor de tweede avond op rij onder in de hiphopcultuur. Choreograaf en regisseur Radouan Mriziga zag hen matuur worden op een podium en bracht hen in dat proces veel attitude bij.  (Wie bij dat woord de wenkbrauwen fronst, weze doorverwezen naar het Hiphopalfabet (TF 5/9).) Ik zocht Radouan op voor de eerste opvoering op het TheaterFestival. ‘Ik kon me geen betere jongeren wensen’, aldus Radouan.

Simon J. Bellens

Omstreeks 2003. Radouan Mriziga is zelf een tiener en zit op school in Marrakech. Een vriend van hem, één van de weinigen met een walkman, wil hem iets laten horen in de les Arabisch. De cassette die hij afspeelt, blaast de jonge Radouan van zijn sokken. Het is een plaat van de anonieme Marokkaanse rapper Awdelil, met als titel Paard van de nacht. ‘Het was heel grappig, maar het ging over alle problemen in de samenleving’, zegt Mriziga. ‘Omdat het in het Marokkaans was, was dat de eerste keer dat ik niet alleen van de hiphop-energie genoot — zoals bij NAS, Tupac of Dr. Dre, die ik toen nog niet kon verstaan — maar dat ik begon te beseffen wat voor intellectuele verrijking de muziek was en hoe belangrijk ze kon zijn als vorm van verzet. We weten nog altijd niet wie Awdelil is. In die tijd was het, geloof ik, verboden om de muziek luidop af te spelen en we konden er ook absoluut niet naar luisteren in de nabijheid van familie, want het zat vol scheldwoorden en seksuele referenties.’

Radouan: ’In die tijd in Marokko was hiphop een heel krachtige beweging, die de samenleving wakker schudde. Een ander album, Truly Moroccans to Death van Don Bigg, zorgde voor een doorbraak van rapmuziek in grote media en zette bepaalde politieke thema’s op de agenda, waarmee de jonge generatie worstelde.’ 

‘Dat was een periode van transitie in Marokko. De eerste koning was gestorven, mensen zochten culturele toenadering tot het Midden-Oosten, er was de komst van satelliettelevisie… een echte culturele shift zeg maar. Die shift was interessant, maar er was naast de Franse en Egyptische muziek eigenlijk weinig dat in Marokko zelf werd gemaakt. Dat veranderde met de komst van Marokkaanse rap, daarna explodeerde de Marokkaanse muziek.’

Mriziga wilde dus al lang een hiphopvoorstelling maken. Nog voor hij van Marrakech naar Tunesië verhuisde om een dansopleiding te volgen, en later naar Brussel ging om te studeren aan de befaamde P.A.R.T.S.-school van Anne Teresa De Keersmaeker, was hiphop zijn culturele referentie. ‘Rapmuziek was mijn opvoeding, nog voor ik toegang had tot institutionele kunst. In die zin is hiphop misschien nog belangrijker geweest voor mijn ontwikkeling dan de kunst waarover je op school leert. Het heeft me een ander soort kennis gegeven.’

“Hiphop is nog belangrijker voor mijn ontwikkeling geweest dan institutionele kunst”

Deconstructie

De eerste keer dat ik het resultaat daarvan zag, 8.2, was tijdens een schoolvoorstelling in Antwerpen. Er stonden dus niet alleen zeven jonge leeuwen op het podium, ook de zaal had zich gevuld met de kenmerkende en nostalgische geur van puberaal angstzweet en die geur zwol nogal aan. Voor tieners is het van het grootste belang om ‘erbij te horen’, om ‘gewoon te doen’ (zoals ook het devies van een welbepaalde politieke partij luidt) en de jongeren van 8.2 doen behoorlijk gek. Paniek en oncomfortabel gelach alom. De dansers tonen hun lichamen elegant, stoer en flexibel. Lyrics scanderen ze luidop voor een volle zaal. De jongens gedragen zich soms vrouwelijk, de meisjes dan weer brutaal. Bovendien, het meest ongewoon van al, dansen ze bijna de hele tijd zonder muziek. Attitude heet dat: de ongenaakbare houding die ingaat tegen wat algemeen aanvaard is en daarin van zichzelf geniet.

Nadien vroeg ik Mriziga in de foyer waarom hij precies de keuze had gemaakt om het grootste deel van de dansvoorstelling in stilte te brengen. ‘Als hiphop op het theater komt’, zei hij toen, ‘gebeurt dat vaak als representatie. Ik wilde het genre deconstrueren en daarmee een nieuwe dansvoorstelling maken.’ Wat bedoelde hij met die deconstructie?

‘Ik zeg altijd dat de voorstelling zelf één rapsong is. Om duidelijk te zijn, ik vond niet dat rap op zich deconstructie nodig heeft. Dat is niet mijn punt en het is niet aan mij om daarover te oordelen. Ik werk ermee als liefhebber en ik neem uit het gelaagde genre dat hiphop is wat mij interesseert. Dat betekent niet dat de elementen die ik terzijde laat minder belangrijk zijn. Ik gebruik rapmuziek als een bron van kennis, als een gereedschapskist om mee aan de slag te gaan.’

‘Ik wilde bijvoorbeeld zeker iets met het ritme en de flow doen, omdat ik me altijd al interesseerde voor de evolutie van de flow in de geschiedenis van rap, van old school naar gangsta rap, naar trap enzovoort. Mensen verwijzen graag naar rap als een heel energiek genre, maar dat is niet helemaal waar. Een rapsong bevat héél veel ideeën dichtbij elkaar, je voelt die energie, maar die is zeer gefocust, ze waaiert niet alle kanten uit. Het is een beetje als een pijl en boog. Je bereidt alles voor, spant alles op, en dan vuur je af. Recht in de roos. Ik wilde de kennis van rap zelf creatief maken, net zoals institutionele kunstvormen, in tegenstelling tot gewoon laten zien wat het is, met alle vooroordelen van dien. Rap kan elk soort ruimte aan, ook het theater.’

‘Voor mij komt in 8.2 die energie samen in het laatste deel. Dan komt de pijl aan. Na het nummer Alright van Kendrick Lamar is er een belangrijke tekst van Sun Ra over ritme en muziek. Wat we in het begin deconstrueren, komt hier samen.’

© Bea Borgers

Ironie

Mriziga wil hiphop dus bekijken als een bron van kennis en creativiteit die gelijkwaardig is aan de zogenaamde ‘hoge kunsten’. ‘Een groot deel van mijn werk gaat over de hiërarchie van kunst’, zegt hij. ‘Ook vandaag nog, en ook bij intelligente mensen, is rap als bron van kennis ondergewaardeerd ten opzichte van institutionele kunst of academische studies.’

Hiphop lijkt me daarin ook een diffuus genre. Neem bijvoorbeeld het nummer Gucci Gang. (‘Gucci gang, Gucci gang, Gucci gang, My bitch love do cocaine, I fuck a bitch, I forgot her name.’) Ik kan het misschien wel grappig vinden om dat te scanderen of ik kan erop dansen, maar dat lijkt me een louter ironische houding, geen oprechte waardering van kunst.

‘Je kan dat inderdaad ironisch opvatten. Maar je zou ook kunnen zeggen dat dit een manier is om iets te zeggen waarmee jij geen voeling hebt. Eén van de problemen met rap is dat mensen zich vaak willen herkennen in de artiest, terwijl ze dat leven niet hebben geleid. Je komt niet uit de getto, je hebt geen geld moeten geven aan prostitutie omdat het de enige manier was om affectie te krijgen, je moest niet leven met het besef dat je morgen misschien wordt neergeschoten omdat je iemand nog geld moet. Maar dat is ook het echte leven, dat is niet alleen zo in films of in verbeelding.’

Zou je dan zeggen dat ik, door alleen ironisch van zo’n nummer te genieten, me al aan een soort culturele toe-eigening schuldig maak, omdat ik het dan alleen vanuit mijn perspectief benader?

‘Ja, als je zegt: “Dit is hoe het is en hoe het hoort”, dan wel. Als het de manier is waarop jij persoonlijk met de muziek wil omgaan, dan is dat geen probleem. Ironie is een manier om ergens van te genieten, maar je mag niet aan anderen opleggen hoe je moet houden van kunst. Het is net zoals met religie. Als jij erin gelooft, prima, maar als jij denkt dat je daarom slimmer bent dan een ander, dan beginnen de problemen.’

‘Er is veel in hiphopteksten waarmee ik het oneens ben, maar ik eigen me niet de positie toe om daarover te oordelen. Meestal komt wat een hiphopartiest maakt vanuit zijn eigen leefwereld. Als hij rapt dat hij drugs verkoopt, dan is dat meestal ook het geval. In sommige situaties is dat helaas één van de enige manieren om geld te verdienen, maar daarvoor ga ik de muziek niet afschrijven. Als je het daarover wil hebben, moet je ook de structurele maatschappelijke problemen meenemen.’

‘In hoge kunst is dat net hetzelfde. In Griekse tragedies of in onze tijd, zoals in het werk van Picasso of Jan Fabre, zitten veel elementen die erg fout zijn, dus waarom zou je er bij hiphop een probleem van maken, maar hier niet?’

“Eén van de problemen met rap is dat mensen zich willen herkennen in de artiest, terwijl ze dat leven niet hebben geleid”

© Clara Hermans

De jeugd van tegenwoordig

De dansers van 8.2 zijn allemaal tussen de 14 en 22 jaar jong. Waarom wilde hij deze voorstelling met jongeren maken? ‘In alle eerlijkheid’, bekent hij, ‘ik wilde deze voorstelling sowieso maken. Met of zonder jongeren. Ik werd door Moussem Nomadisch Kunstencentrum en fABULEUS uitgenodigd om een jongerenvoorstelling te maken en dat bood een mooie kans.’

Waarom vond je hiphop dan het geschikte materiaal om met de jongeren rond te werken?

‘Daar heb ik twee redenen voor. Ik werk vaker met jongeren over ritme en tijd. Ik wilde dat muziek- en ritme-onderzoek met jongeren op zichzelf plaatsen in een voorstelling. Anderzijds luister ik nog steeds veel naar rapmuziek, meer dan vroeger zelfs, en ik merkte dat zij zelf ook beïnvloed zijn door rap. Het is misschien het populairste muziekgenre onder jongeren in onze tijd.’

‘Ik heb hen niet behandeld als kinderen. Ik werk met hen samen zoals met andere mensen en toevallig zijn ze jonger. Ik denk niet dat het in de choreografie een groot verschil had gemaakt als ik met volwassenen had samengewerkt, misschien slechts sommige details. Soms heb ik alleen enkele lange theoretische en complexe gesprekken wat beperkt. We hebben het daar wel over gehad, maar ze hebben andere impulsen nodig dan de hele dag over rap te filosoferen.’

‘Ze zijn echt een hele fijne groep, ik kan het niet anders zeggen. Ik hoop dat alle kinderen van de komende generatie zijn zoals hen. We spreken met elkaar, ze luisteren, ze doen zelf voorstellen. Ze zijn helemaal niet zo moeilijk als toen ik zelf een tiener was. Ik wilde altijd anderen uitdagen. Zij hebben al een bepaalde wijsheid en maturiteit en tegelijkertijd hebben ze die frisheid van de jeugd.’

“Ik denk niet dat het een groot verschil had gemaakt als de dansers volwassenen waren”

Wat mij erg opviel, en wat ook zeker een element is van hiphopcultuur, is de attitude en dapperheid die de jongeren hebben om op die manier op een podium te staan.

‘Over die performativiteit spreek ik minder vaak, maar dat was het moeilijkste werk. Hoe moet je op een podium staan? Nu ziet het er cool uit, maar om die coolness te bereiken, moet je hard oefenen. Dat gaat om oog voor detail, maar ook om psychologische steun, dingen uitproberen en met elkaar praten. Ik heb bijvoorbeeld veel aandacht voor de ogen. Je moet in mijn werk écht kijken, niet in je hoofd ronddwalen.’

‘Afhankelijk van de persoon was die performativiteit moeilijker of makkelijker te bereiken. Soms moest ik zeggen: “Je bent nu té cool.” Wanneer je zo relaxed op een podium staat dat je minder bewust bent van de anderen. Je beweegt als een groep, je staat niet alleen op het podium. Ik vind het dus heel belangrijk om niet alleen het licht en de ruimte te regisseren, maar ook de performativiteit en hoe die evolueert doorheen de voorstelling.’

‘De choreografie zelf is misschien niet zo moeilijk, maar ik was ontzettend onder de indruk van hoe ze werk van vrije tijd kunnen onderscheiden. Als we even samenzaten, waren ze heel ontspannen, maar zodra we begonnen werken, waren ze super gefocust. Dan heb ik het niet over een soort industriële of kapitalistische focus op productie, als machines die een product moeten afwerken. Nee, dan heb ik het over creatieve focus, ze blijven openstaan voor nieuwe ideeën. Ik zeg altijd dat ik geen goede pedagoog ben, maar ik weet zeker dat het maakproces een impact op hen heeft gehad die dieper gaat dan artistieke invloed. Ik zag hen op menselijk vlak groeien.’

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Tags: , ,