het Theater Festival

Identiteit zonder nationaliteit

ma 12 sep 2022

Vaderlandloos. Zo klinkt het officiële statuut dat Junior Mthombeni kreeg op zijn paspoort en zo heet ook zijn voorstelling. Samen met drie muzikanten loodst hij zijn publiek doorheen zijn eigen levensverhaal. 

Andreas Kwanten

© Stef Stessel

Samen met Cesar Janssens en Fikry El Azzouzi vormt Junior Mthombeni het collectief Jr.cE.sA.r. In hun nieuwste creatie Vaderlandloos wijzen ze op de relativiteit en fluïditeit – maar ook de sterkte – van identiteit. Voor dit gesprek met Junior was ik aangewezen op zijn online identiteit: een gesprek via MS Teams. De knop ‘vergadering starten’ leverde geen vergadering op, maar een intrigerende babbel. De lockdown-context die we met MS Teams associëren werd ingeruild voor een openheid aan ideeën en visies op noties als identiteit, nationaliteit en taal. Voor dit gesprek vertrokken we bij zinnen die Junior uitspreekt tijdens Vaderlandloos. Want zinnen geven betekenis en betekenissen geven zin. 

1. ‘Ik ben vertrokken uit mijn land toen ik achttien was.’

Vaderlandloos is gebaseerd op de persoonlijke familiegeschiedenis van Junior. Op het moment dat bovenstaand citaat in de voorstelling passeert, speelt Junior zijn vader. Hij vertolkt de man die toen hij 17 jaar oud was – ‘In de voorstelling werd er nog 18 gezegd, maar het is 17’ – vertrok uit Zuid-Afrika om een opleiding te volgen bij het African National Congres. Zijn intentie: Zuid-Afrika bevrijden. Zijn perceptie: een terrorist van het ANC. ‘Na veel vijven en zessen is hij in België aangekomen, als een onofficiële spreekbuis van het ANC’, vertelt Junior. Hijzelf was officieel Zuid-Afrikaan noch Belg. ‘Vaderlandsloos’ stond er te lezen op zijn paspoort. Aangezien een stempel op een paspoort ook een stempel op een persoon is, ging Junior officieel met dat etiket door het leven. Deze identiteit zonder nationaliteit werd het uitgangspunt van Vaderlandloos

2. ‘Ze verstaan mij niet.’

Er wordt veel gesproken over identiteit, maar is het spreken er ook een wezenlijk onderdeel van? We praten over de vraag of identiteit talig, of net taalblind is. Junior vindt taal geen voorwaarde om een individuele of collectieve identiteit te voelen. ‘Taal helpt, het is een hulpmiddel om te connecteren. Het is een versnelling in het contact als je elkaar begrijpt of een andere Nederlandstalige tegenkomt op vakantie. Maar er zijn zoveel andere dingen die ook deel uitmaken van een identiteit en verbinding: lichaam, expressie, klank, interesse…’ Hij komt tot de conclusie dat taal wordt overschat, als zou het een patent hebben op het identitaire vraagstuk. Junior komt heel stellig over – zelfs op dat kleine schermpje van een computer – wanneer hij zegt dat de suprematie van taal moet worden doorbroken. Dat is wat Jr.cE.sA.r. probeert te doen in Vaderlandloos. Junior, Cesar en Fikry willen tonen dat er ook veel non-verbale zaken zijn die je kan verbinden met het verbale. ‘Op die trilling willen we werken,’ deelt Junior mee, ‘het is een zoektocht naar verschillende manieren van communiceren.’ Deze queeste merk je duidelijk op het podium: het gesproken narratief wordt verrijkt met Engelstalige en Afrikaanse zang, de vertelde beschrijvingen worden aangevuld met klanken die voor een woordenboek onbeduidend zouden overkomen. Toch is het meeste van de verbaliteit te decoderen voor dat woordenboek. Junior was ‘vaderlandloos’, maar niet ‘moedertaalloos’. Hij vertelt: ‘Ik ben ook hier grootgebracht, in het algemeen beschaafd Nederlands. Of beter gezegd: in het Mechels. Dat is ook de taal die ik het meeste spreek tijdens de voorstelling.’

3. ‘Waarom ik niet voor vreemden buig: omdat ik Vlaming ben.’

Die zin wordt gezongen door de muzikanten in de voorstelling. Junior wordt liever aangesproken als ‘Belgische maker’ dan als ‘Vlaamse maker’. ‘Dat Vlaamse heeft al direct zo’n bijklankje. Ik denk dat veel Vlamingen zichzelf zien als deel van een onderdrukt volk.’ We hebben het over de gekende historische ontwikkeling van het flamingantisme: begonnen als emancipatiebeweging, nu in de perceptie gelinkt aan uitsluitingsmechanismen. ‘Maar er is onder de flaminganten eerder angst dan haat’, meent Junior. Hoe vertaalt die maatschappijvisie zich in Juniors theatervisie? ‘Ik zou zeker Vlaamse klassiekers en canonstukken kunnen spelen. Why not? Maar anderen doen dat al. Wat de Vlaamse “theatercanon” betreft: ik vind Drarrie in de nacht (2019) van Fikry El Azzouzi een oer-Vlaams stuk, vol Vlaamse identiteit.’ Er zit misschien wel een contra-canon aan te komen, opgesteld door de mannen van Jr.cE.sA.r. 

We ronden de MS Teams-vergadering opnieuw af. We starten de discussie opnieuw op.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Tags: , , ,