het Theater Festival

‘Het leger is de universiteit van het leven’

do 30 aug 2018

David Van Reybrouck, Raven Ruëll en Bruno Vanden Broecke namen in Para een brok verdrongen vaderlandse geschiedenis onder handen: de omstreden Belgische paracommandomissie Restore Hope uit 1993, die we vooral kennen door de destijds druk besproken beelden van getreiterde Somali’s. Wij zochten het volledige verhaal bij para Aziz Zoubir (45), die niet alleen als informant diende voor Bruno’s rol, maar zelf ook een off-stage personage werd in het stuk.

Ans Van Gasse en Lars Brinkman

 

(c) Filip Tielens

 

Aziz, wat was je eerste reactie toen David Van Reybrouck jou benaderde als informant voor Para?

Aziz Zoubir: Ik heb sterk getwijfeld, omdat wij daar als militair toestemming voor moeten vragen. Iedereen weet dat er in Somalië zaken zijn gebeurd die niet koosjer waren. Ik was zelf niet bij de situaties op die foto’s, maar vroeg me toch af of het theaterstuk ons niet gewoon zwart zou maken. David heeft mij verzekerd dat het stuk vooral zou schetsen hoe zulke situaties een mens beïnvloeden. Dat stelde me wel gerust.

Je zag Para ondertussen al vijf keer. Is de voorstelling volgens jou waarheidsgetrouw?

Zeker. Bruno speelt het ook allemaal zeer goed: zijn opwinding, zijn uitdrukkingen… 90 minuten lang is hij militair, en iedere para kan zich vinden in het verhaal dat hij vertelt. Zoals Bruno vertelt, duurt het jaren om over sommige ervaringen te geraken. Dankzij het toneelstuk heb ik eindelijk die periode kunnen plaatsen. Dat was nodig: we zijn allemaal maar mensen, natuurlijk. Vier en halve maand een robot spelen, dat komt vroeg of laat terug zoals een boemerang. Dat is dan ook bij iedereen gebeurd. Ik herinner me dat ik op een dag in de Carrefour was. Ik wou cornflakes kopen en kwam in een rayon vol verschillende merken en smaken. Toen bedacht ik me: in Somalië moet je tien kilometer stappen voor water! In de eerste weken na mijn thuiskomst heb ik ook op de grond geslapen, mijn bed was te zacht. Je ervaart toch een soort schuldgevoel, dat voelt wel even raar.

De missie in Somalië wordt nu vooral geassocieerd met de foto’s die toen opdoken. Van Reybrouck vroeg zich in een interview met MO* nog af of een conflict zonder wandaden wel kan bestaan.

Ik denk van niet. Oorlog op zich is een wandaad. Ik keur het ook allemaal niet goed. Je vertrekt met een ideaal om mensen te helpen, maar vanaf de eerste keer dat je wordt beschoten slaat dat om in boosheid, frustratie en passie. Dan kan het gebeuren dat op termijn iemand zijn stoppen doorslaan.

Maar jullie waren wel op een vredesmissie.

Dat was de bedoeling. Wij waren daar om voedselkonvooien van de Verenigde Naties te begeleiden. Als para wil je er de vrede handhaven, maar je ziet ook dat er gehandeld werd in drugs en wapens. Zo werden schepen vol koeien uit Dubai uitgeladen en in de plaats werden hele tonnen drugs — qat — opgeladen. Niemand had er eten, maar elk huis zat vol Russische of Amerikaanse wapens. Dan vraag je je wel af wat je er eigenlijk doet. We hebben zeker goede dingen gedaan met onze para’s, maar alleen op korte termijn. Er was geen opvolging. Missies lossen ook niet alles op: zo heb ik een missie gedaan in Irak waar je de mensen hoort snakken naar de tijd van Saddam Hoessein omdat ze toen tenminste hun kinderen veilig naar school konden brengen. Ook al kan je soms weinig doen als para, het geeft je wel voldoening in vergelijking met de hoop ellende daar ter plaatse. Onze missie heette Restore Hope: dat hebben wij toen heel eventjes gedaan.

 

Restore Hope heette onze missie. Dat hebben wij heel eventjes gedaan in Somalië.’

 

Hoe reageerden de inwoners daarop?

Dat wisselde. De ene week kon je op patrouille gaan zonder met agressie te worden geconfronteerd. Er waren kindjes die naar ons zwaaiden, maar op dezelfde plek werd er een week later met stenen naar ons gegooid. Uitzichtloosheid maakt mensen kwaad, natuurlijk. Met onze para’s deden we politietaken, maar we hadden het mandaat niet om het verschil te maken. Hadden we dat wel gehad, dan konden we misschien achter de warlords aangaan, de oorzaak van alle ellende daar. Jaren nadien begon in Somalië de piraterij. Ik begrijp dat mensen piraat werden: wat zou je zelf doen als ze jouw vis afpakten?

In de voorstelling wordt jouw personage geschetst als de eerste moslim bij de para’s. Hoe heb jij dat zelf ervaren? 

In die tijd was er minder cultural awareness over gebieden als Somalië. Onze para’s bestonden grotendeels uit jonge gasten die voorheen nooit of weinig reisden. We zijn dan nog eens naar een islamitisch land gestuurd, terwijl de meeste mensen de islam en hun gewoonten eigenlijk gewoon niet kenden. Ik wel, want ik heb zelf Marokkaanse achtergrond, maar voor heel wat para’s was dat een cultuurshock. Zelf voelde ik eigenlijk meteen een band met de inwoners daar. Ze hadden dezelfde gebruiken als ik, zoals de oproep tot het gebed. Voor mijn collega’s was dat nochtans enorm bevreemdend. In die tijd bestond er ook geen echte wetgeving omtrent discriminatie. Bij Defensie werd alles ook erg intern gehouden. Je kwam voor de krijgsraad, maar verder hoefde je je niet te veel zorgen te maken. Nu zijn er hier veel meer regels over en worden para’s ook beoordeeld door de burgerrechter. Veel zaken die ik heb meegemaakt, zouden nu niet meer kunnen gebeuren.

Uiteindelijk heeft mijn sectie me wel leren kennen. Voor het vertrek waren er weken voorbereiding waarin je sectie eigenlijk je familie wordt. Als één iemand wegvalt, is er een probleem. Je moet dus wel samenwerken. Zoals David het zegt: je kwam aan bij de training als een ‘vol vat’. Dat vat werd leeggemaakt en opnieuw gevuld met vertrouwen, hardheid en kameraadschap. Je kwam dan uit die training als een emotioneel neutrale persoon.

David Van Reybrouck zei in een interview met de krant De Tijd dat jij hem zei dat 90 tot 95 procent van de paracommando’s extreemrechts zijn.

Toen zeker, in mijn bataljon. De reden waarom ik in het leger ben gegaan, was ook echt om te bewijzen dat ik kan functioneren in deze maatschappij. Dat was de bedoeling. Ik dacht: we dragen allemaal dezelfde muts en kledij, maar je naamkaartje hangt er wel op. Ik heet niet Janssens, maar Zoubir. Je zag meteen dat ik anders was.

Denk je dat er nu meer moslims voor deze job kiezen?

Een niet-praktiserende moslim zal nu wel meer zijn weg vinden in Defensie dan 25 jaar geleden. Een praktiserende moslim, daar zijn de para’s niet klaar voor. De islam is een soort synoniem geworden van terreur. Of is het andersom? Ik weet het niet meer. Er staan nu al twee jaar militairen te patrouilleren op straat. Sommige soldaten denken dat ze daar staan door de terroristen, die snel worden verward met moslims. Nochtans zijn terroristen volgens mij geen moslims, maar mensen die ten prooi zijn gevallen aan een foute doctrine.

Als je in een benarde situatie staat en je krijgt het bevel om te vuren, wat gaat er dan door je heen?

Dan vuur je gewoon. Als je een bevel krijgt, voer je dat gewoon uit. Aan een twijfelaar heb je op zo’n moment niets. Maar als je een vuurgevecht kan vermijden, zal je dat zeker doen. In zo’n gevecht lijken tien minuten wel tien uur, dat wil je geen tweede keer. Toch is het soms snel beslissen: een slachtoffer aan de overkant is misschien wel erg, maar een slachtoffer in je eigen rangen…

Op de missie zelf heb ik zeker momenten gekend dat ik zin had om in een hoekje te kruipen en te verdwijnen, maar dat gaat niet. In die vijf maanden tijd heeft iedereen wel een zwak
moment, maar als je dat laat zien word je — bij wijze van spreken — opgevreten.

Het moment om na te denken komt daarna pas. Die knop staat af en gaat pas terug aan als je thuiskomt. Dan is er tijd om alles terug af te spelen en je emoties los te laten. Sommigen storten zich in de drank, anderen in de drugs, sommigen maken er een eind aan: dat is de realiteit.

 

Para (c) Thomas Dhanens

 

Zo was dat 25 jaar geleden. Nu is dat misschien iets anders. Toen was het vooral: ge zij de para, ge zij geen watje. Er was een heuse machocultuur, waar geldt: ‘pijn is een gevoel’. En gevoelens kun je onderdrukken, want als para ben je van staal. Maar we zijn allemaal mensen: 90 procent van de para’s die zijn teruggekomen, hebben het moeilijk gehad.

Toen we de research voor dit interview deden, vonden we op de Wikipedia-pagina van de Belgische paracommando’s slechts één zinnetje over de missie in Somalië. Krijgt die missie volgens jou wel genoeg erkenning?

Bij de missie in Somalië zijn er 3000 militairen geweest, verspreid over drie jaar. Toch wordt vooral de slechte kant belicht, door één foto in de pers. Dat is eigenlijk discriminatie. Iedereen wordt beoordeeld op één geïsoleerd feit. Sowieso krijgt de job van militair geen erkenning, vind ik. De mensen weten niet wat wij doen. Kijk naar de militairen die op 22 maart (dag van de aanslagen in 2016 in Brussel, red.) gewonden gered hebben op risico van eigen leven. De politiek zegt dan dat zij gewoon hun taak hebben uitgevoerd. Terwijl: België had zoiets nog nooit meegemaakt, dat is dus niet ‘gewoon’. De mensen bij Defensie zitten daar uit idealisme, om iets te betekenen in de maatschappij. Het is zoals Bruno zegt in het stuk: ieder deftig land heeft een leger nodig. Het heet ook defensie en niet offensie.

 

‘Vier en halve maand een robot spelen, dat komt vroeg of laat terug zoals een boemerang.’

 

Heb je het gevoel dat het theaterstuk helpt om die erkenning te herstellen?

Het geeft de toeschouwers wel een beeld. Mensen die het zagen, contacteerden me en zeiden dat ze enorm veel respect voor mij hadden. Er zijn duizenden militairen die op missie gaan. Die verdienen allemaal respect. De meeste mensen onthouden alleen de slechte dingen. Iets goeds, vergeten we sneller. Daarbij is er in de pers maar weinig positiefs over Somalië verschenen. Er was helemaal geen informatie over onze opdracht. Wij hebben nergens iets te zoeken, maar de wereldpolitiek vraagt dat elk land zijn bijdrage levert. Wij zijn die bijdrage, en dat beseften de mensen niet.

Hoe sta je tegenover dienstplicht? Onlangs zei VUB-professor Jonathan Holslag nog dat dit gunstig zou zijn voor de ‘waarden en principes die ons samenhouden’.

Ik denk dat dienstplicht een goede zaak is voor iedereen. Het leger is de universiteit van het leven. Je komt jezelf een paar keer tegen en wordt uit je comfort zone gehaald. Dan leer je de kleine dingen appreciëren. In het Belgisch leger leer je je plan te trekken met een rol duct tape. Daar kan je een huis mee bouwen. Heel veel jongeren kunnen nu ook niet om met hiërarchie, die nochtans ook in het bedrijfsleven nodig is. In het leger is er een heel duidelijke chain of command. Misschien moet het niet voor iedereen een dienstplicht van zes maanden worden, maar wel een soort bootcamp van zes à acht weken. Daarbij moet je niet schieten, maar ga je wel back to reality. In de Verenigde Staten zijn er zelfs heel wat mensen die hiervoor betalen. (lacht)

Aziz spreekt hier in eigen naam en niet in naam van Defensie.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Tags: , , , , , , ,