het Theater Festival

State of the Union – Fabrice Murgia (NL)

VE 01 Sep 2017

Let’s talk about borders

Fabrice Murgia
State of the Union 2017

(c) Tina Herbots

Het is een eer om u vanavond de State of the Union 2017 te mogen brengen. Het is ook een verantwoordelijkheid, want meer dan een politiek symbool, is de State of the Union toevertrouwen aan een Franstalige Belgische kunstenaar een onmiskenbaar gebaar van openheid.

We staan dicht bij elkaar… We staan zo dicht bij elkaar dat we dezelfde stad delen. Ondanks alle goede wil en de noodzaak om als één gemeenschappelijk blok naar voor te treden, maken wij deel uit van
verschillende systemen en moeten wij ons tevredenstellen, althans op institutioneel vlak, met naasten te zijn. Ik weet heel weinig over de manier waarop jullie functioneren, over hoe jullie subsidies toegewezen krijgen. Ik weet heel weinig over jullie, jullie middelen om te creëren, jullie werkelijkheid. Jullie kunstenaars zijn nochtans referenties die me vooruit stuwen in mijn werk, in de manier waarop ik mijn beroep zie, en in de manier waarop ik mijn gevechten voer. Maar laat ons toegeven dat we heel weinig over elkaar weten. De woorden die ons bij elkaar brengen zijn vaak al te schaars, doch vanavond biedt Het Theaterfestival me een gelegenheid.

Laten we het over “ons” hebben. Laten we het over grenzen hebben. Of ze nu fysiek is of virtueel, de lijn die een grens vertegenwoordigt draagt mysterie en raadsels in zich. Op de uiterste grens van een grondgebied, eindigt de expertise en begint de nieuwsgierigheid.

“Wij”, in de eerste plaats Mensen, zijn sociale dieren, ten prooi aan competitie, concurrentie, rivaliteit, oorlog, en nog veel meer … we zijn Europeanen, wat voor ons een ruimer kader is, een gemeenschappelijk identitair kenmerk, zodat “wij”, samen , anderen als “zij” zouden kunnen aanwijzen.

Ondanks onze verschillen zijn wij, in deze ruimte, onder “ons”, individuen actief in het culturele veld. Ik ga uit van de veronderstelling dat we allemaal het idee delen dat kunst en cultuur essentieel zijn voor het voortbestaan van onze samenleving en de emancipatie van onze burgers.

Politiek gezien roept kunst onveranderlijke vragen op. Wie heeft er baat bij? Tot wie richt kunst zich? Hoe zit het met de strijd om de toegankelijkheid van kunst te bevorderen? Wat doen de kunstenaars om het publiek te verruimen? Wie heeft het recht om kunst te maken? Wie heeft de mogelijkheid om een kunstopleiding te volgen? Is kunst noodzakelijk?

Ik zal niet ingaan op de noodzaak van kunst, op haar louterende kracht, het sociale bindmiddel dat ze vertegenwoordigt, en de hedendaagse uitdagingen van de samenleving die zij behandelt. Kunst bevordert de aanvaarding van de democratische consensus, de totstandkoming van overleg, de ontwikkeling van de vrije wil en stimuleert het debat. Daar zijn we het over eens.

Kunst maakt deel uit van de uitdagingen van onze tijd. Uitdagingen rond identiteit, verbonden aan onze cultuur, en zeker verbonden aan de vermenging van onze culturen.

Laten we even de “kunst” als zodanig terzijde om ons op de vraag rond cultuur te richten. Cultuur is overal, en het woord “cultuur” is alomtegenwoordig. Wat ergens normaal is, want we hebben cultuur
nodig om te kunnen leven. Cultuur zit in wat we eten, in onze relaties, de manier waarop we elkaar begroeten of bedanken. Cultuur is in beweging, ze markeert de evolutie van onze geschiedenis, ons erfgoed, onze erfenis. We hebben ze nodig om elkaar te herkennen en ons bijeen te brengen. Volgens een van de 117 gangbare definities, vertegenwoordigt cultuur een geheel van waarden dat gekoppeld is aan een gemeenschap.

Kunst, daarentegen, is een daad, een min of meer rationeel discours, tot uitdrukking gebracht in de meest verscheidene materialen. En als het zo is dat cultuur ons kan samenbrengen, dan denk ik dat de kunst ons kan vermengen. We kunnen spreken van een culturele industrie, maar we kunnen niet spreken van een artistieke industrie. We hebben twee Ministers van cultuur, maar geen Minister van kunst – althans, nog niet. Het is waar, we zouden een Minister van kunst kunnen hebben, één enkele, die we, om te beginnen, met elkaar zouden delen… De Minister van cultuur zou zorgen voor culturele
acties in scholen en wijken, terwijl de Minister van kunst steun zou bieden aan dit of dat project… Ik maak uiteraard maar een grapje. In werkelijkheid is de kunst een te delicate zaak om gepolitiseerd te
worden. De maatschappij dient kunstenaars te helpen om werken te maken; ze dient rekening te houden met de sociale en culturele functie van het werk, en te aanvaarden dat het niet bedoeld is als product. Echter, ondanks het algemene inzicht over het nut van de kunstenaar, woedt er een hevige strijd tegen zijn status. Over de hele wereld mogen de verantwoordelijken voor kunst en cultuur de kunstenaar dan wel verdedigen, wat het systeem oplegt aan de politieke, economische en institutionele krachten, is de verarming, de de-professionalisering en uiteindelijke karikaturisering van de kunstenaar.

En nochtans is cultuur overal. Van de kookshow tot de reclame. Iedereen heeft er nood aan, en zeker vandaag moeten we met iedereen kunnen praten, en liefst op de meest effectieve manier mogelijk. We hebben nood aan schoonheid; schoonheid die ons een gevoel van genoegen, van poëzie, van emotie biedt, en zonder dewelke niets zinvol zou zijn. Cultuur is het ultieme wapen, het instrument dat vandaag zowel door de massamedia als door politici wordt gebruikt. Cultuur is ook het uithangbord van populisme, narcisme, consumentisme… Maar hoe zit het met de kunst?

Mijn generatie heeft een democratisering van bepaalde instrumenten voor creatie tot stand zien komen. Vandaag kan een jonge studentregisseur zijn eindwerk met een fotocamera opnemen en internationale prijzen winnen…Stel u voor dat het om een vijftienjarige jongen gaat, die wat zit aan te modderen op zolder, en zonder enig benul tot een pure artistieke uitdrukking komt; stel u voor dat hij in geen enkele kunstschool is geslaagd en nooit is geselecteerd voor het een of andere beroemde festival… toch zou hij met zijn film of muzikale compositie miljoenen malen gezien kunnen worden op het internet. Vandaag heeft iedereen de mogelijkheid om te produceren, om iets openbaar te maken. Iedereen is een antenne, een medium. En toch, ondanks deze eindeloze mogelijkheden, worden de kanalen voor
productie en verspreiding in de cultuurindustrie steeds enger…

Neem nu Netflix en Live Nation. In hun respectieve domein, vertegenwoordigen zij het hele culturele spectrum. Sommige van hun producties zijn nochtans echte werken, eerder dan producten. De film Okja, een niet voor de bioscoop bedoelde Netflix-productie, is geselecteerd voor het Festival van Cannes – een event dat veel dichter bij ons staat dan het management van Netflix. Veel dichter bij ons, bij wat we zijn, bij de manier waarop wij de wereld tot uitdrukking brengen. Deze nabijheid is zorgwekkend omdat de
filmindustrie, in dit specifieke geval, verwarring kan laten ontstaan door een product aan een werk te koppelen. De industrie kan de omstandigheden waarin we deze film bekijken, alsook wat we van
hun andere producties gaan verwachten, sturen. Netflix is gebaseerd op het systeem van algoritmen. Het systeem dat door Netflix is opgezet laat toe om ons als toeschouwer te sturen, en, op het eerste gezicht, de inhoud van wat we bekijken, waar we van houden en wat we willen delen, te beperken. Het algoritme is een belediging voor de kijker en voor zijn of haar nieuwsgierigheid. Het versluiert dat wat we zelf zouden kunnen ontdekken. Het algoritme is de antithese van de filosofie van het internet: verdwalen, en zich ontplooien door de ontdekking van de andere. Het algoritme is de ergste vijand van de kunst, in die zin dat het elke tegenbeweging onzichtbaar maakt.

Even terug naar het podium. Enkele dagen geleden was ik met mijn voorstelling Black Clouds op tournee in Senegal. Een paar maanden eerder bracht ik een technisch bezoek aan het Grand Théâtre in Dakar. En toen ik terugkeerde, was er naast het ene theater een nieuw theater uit de grond geschoten. Een voorstellingszaal, gebouwd in een paar weken. Dat zien we zelden bij ons, nietwaar? Een grote Franse groep, eigenaar van verschillende televisiekanalen, transportbedrijven, ticketverkooppunten, en actief in vele andere gebieden, heeft er een theaterzaal gebouwd. Dankzij, onder andere, zijn Tv-zender en andere activiteiten, is de groep aanwezig doorheen het hele artistieke productiedomein. Productie, promotie, kaartverkoop, uitbating. Het algoritme is gematerialiseerd, ze hebben de kunstenaars in hun greep, en dus beheersen ze hun boodschap. Het Netflix-geval materialiseert zich in de bioscoop, en niet zomaar eender waar: in West-Afrika. En we kunnen aannemen dat de voorgestelde werken niet langer aanzet zullen geven tot debatten, noch op gebied van engagement, noch op gebied van esthetische innovatie.

Dit alles lijkt ver van onze repetitieruimtes, maar ik denk vooral aan die jonge kunstenaar van vijftien jaar, die knutselt en experimenteert op zijn zolder. Ik denk aan zijn toekomst, aan de bezoedeling van
zijn perceptie van alles wat een werk, alsook de voorstelling ervan aan het grote publiek dat wij in onze zalen uitnodigen, moet zijn. Wanneer een journalist het idee verdedigt dat cultuur winstgevend is omdat een festival de hotels en restaurants van een grote stad vult, daarbij opmerkend dat cultuur even lucratief is, en evenveel banen genereert dan de automobielindustrie, dan is dat niet zeer geruststellend. Het is niet geruststellend, omdat dit a priori niet de rol van cultuur is, en dit argument, hoewel ter goeder trouw, ook niet veel goeds voorspeld, en vooral weinig voorstelt in verhouding tot de
immateriële waarde van een werk.

De manier waarop we cultuur consumeren is problematisch… En het is daarom dat we moeten vechten tegen de uniformisering en de mainstream, en werken aan de opvoeding van de kijker, van op de school, zodat hij of zij elk voorstel van artistiek consensus, zij het op inhoudelijk of op vormelijk vlak, kan ontwijken. Dat zou nu een goed onderwerp voor discussie zijn tussen de Minister van kunst en de Minister van cultuur. Het is, in ieder geval, een schizofreen onderwerp voor één persoon.

Momenteel ontsnappen de podiumkunsten zoals we die in België kennen min of meer aan de industrialisering van het kunstwerk. Er is een kloof tussen onze artistieke aanpak, onze ambities, de rol waarover we het eens zijn en de enorme culturele sfeer die we hierboven beschreven hebben.

Het theater blijft noodzakelijk. Het feit van zich naar het theater te verplaatsen, en vooral van er samen te zijn, hier en nu, is een daad van verzet voor zover we er niet louter “onder ons” zijn, maar gemengd. Naar het theater gaan is een daad die tegengesteld is aan het zich thuis in slaap laten wiegen door een algoritme. Deze collectieve ervaring is onze kracht, ons vermogen om ons te verzetten.

Bij het begin van deze toespraak had ik het over hoe we de andere zien, hoe u mij vermoedelijk ziet, terwijl ik me probeer uit te drukken in een slecht Vlaams en in een vreemde taal. Vervolgens heb ik het gehad over de uitdagingen van het samenleven en de noodzaak om voortdurend onze nieuwsgierigheid aan te scherpen, zonder dat het aanbod van de culturele industrie ons bij de hand dient te nemen.

Het is tijd voor klare taal. Om daar toe te komen, moeten we elkaar begrijpen en respecteren. Ik, bijvoorbeeld, ik zie u niet als idioten en ik respecteer u. Ik zie u niet als idioten, want ik weet heel goed wat jullie weten. Ik weet heel goed dat jullie niet achterlijk zijn, dat jullie weten en horen dat ik geen woord Nederlands ken en deze toespraak fonetisch uit het hoofd heb geleerd, om hem te kunnen
voordragen. Jullie kunnen het horen, en dat weet ik. Maar ik breng hem hoe dan ook in het Nederlands, ik weet niet waarom (lacht). Ik heb een excuus, ik ben opgegroeid aan Duitssprekende zijde – want ja, in België spreken we ook Duits – en er is daar tevens ook heel wat theatrale activiteit. Ik heb Duits geleerd. Ik woon al zeven jaar in Brussel, en ik spreek nog geen Nederlands. Omdat ik een Waal ben, en lui… ja komaan, zeg het maar. Maar ik spreek in het Nederlands. Het is respectvol, maar laten we elkaar niet voor idioten nemen. Daarom ga ik nu verder in het Frans. Ik ga verder in het Frans om de kwestie van onze grenzen, van de onze, en die van anderen, te bespreken.

Een jaar geleden werd ik tot directeur van het Nationaal Theater van Wallonië-Brussel benoemd. In de geest van de ideeën en toewijding van mijn voorganger, dacht ik na over wat ik aan het theater kon
toevoegen, wat ik meer of anders kon doen. Het is vast het avontuur dat ik samen met anderen beleef en dat mij elke dag voedt dat mij in staat stelt om deze vraag te beantwoorden: een geest van samenhorigheid in de creatie, en een bijzonder respect voor de verschillende beroepen van het theater wanneer ze in beweging zijn en voor elke creatie hun rol en werkwijze aanpassen.

Ik heb dus aan de artiesten voorgesteld om te delen in wat ik het geluk heb gehad te mogen beleven: reizen om te creëren. Ik wou voorstellingen creëren in verschillende talen en met verschillende
culturen, en heb besloten om de voorstellingen die we brengen te ondertitelen. Maar we moeten verder gaan. Nieuwe doelgroepen aantrekken is ook verschillende publieken samenbrengen in eenzelfde zaal, het is een dagelijkse opgave die veel vragen met zich meebrengt. Ik heb bij mijn Brusselse en Vlaamse partners verschillende discussie- en werkpunten gevonden rond de poging om ons samen te brengen. Praktijken en talen samenbrengen, maar ook verschillende disciplines en publieken, in een poging om, bijvoorbeeld, de muren van de clichés te doorbreken die opgetrokken zijn, althans aan Franstalige zijde, tussen het theater en de opera. Maar die synergieën mogen geen communicatiesamenwerkingen zijn die enkel het imago van onze huizen dienen. Het gaat om het streven naar het ontdekken van andere praktijken, en maatschappelijke betrokkenheid kan geen zaak van reclame zijn. Deze samenwerkingen moeten echte springplanken voor de artiesten zijn; mogelijkheden om elkaar te ontmoeten, om langdurige partnerships aan te gaan, om in de naburige gemeenschap te werken. Artiesten moeten zich verzamelen rond de urgentie om te vertellen, de noodzaak om zich uit te drukken, vandaag, waar ook ter wereld; ze moeten gemeenschappelijke werken maken zonder afbreuk te doen aan hun eigen project. Ik denk dat het universeel maken van een werk geen afbreuk doet aan het werk. De uniformering van het culturele aanbod is niet het gevolg van het feit dat ze zoveel mogelijk toeschouwers van een andere cultuur wil bereiken. Om buiten de grenzen te gaan, is het vooral nodig om belangstelling voor de andere te hebben, hem uit te nodigen. Het is ook nodig dat de instellingen elkaar inspireren en kopiëren. Ik zou het fijn vinden mochten de Franstalige compagnieën u hun werk kunnen tonen, maar bij ons bestaat Het Theaterfestival nog niet.

De missie van de meeste theaters omvat het verdedigen van de artiesten van hun grondgebied en het is een onbetwistbaar waardevolle notie, want de artiest staat in rechtstreeks contact met zijn grondgebied, en zijn werk moet een rechtstreekse impact hebben op de plaats van waaruit hij getuigt. Maar zouden we de missies van de theaters niet moeten openstellen om artiesten van elders toe te laten om activiteiten te ontplooien op ons grondgebied, en tegelijkertijd het exporteren van onze artiesten te bevorderen? We moeten de mobiliteit bevorderen, en nooit onderschatten hoe een buitenlandse presentatie een artiest, zijn voorstelling, de plaats en de toeschouwers die hem ontvangen kunnen veranderen. We moeten theaters stimuleren om nationale en internationale risico’s te nemen. En niet enkel de playlists voorstellen van enkele artiesten die overigens in alle festivals spelen. Men moet zeker de grote namen programmeren, maar niet alleen hen. Een programma kan zich niet internationaal noemen, wanneer het enkel grote namen uitnodigt. Een internationale exclusiviteit toekennen aan enkelen bevordert alleen het fenomeen van de mode in het theater. En een jonge compagnie mag niet heimelijk gedreven worden door de droom om op een dag toegang te krijgen tot die playlist. De mode is de antithese van een artistieke aanpak, van de twijfel en het voortdurende onderzoek die eigen zijn aan de creatie van een werk.

Zich vermengen, met elkaar delen, is een verantwoordelijkheid op alle niveaus. Politiek, institutioneel en artistiek.

De politieke wereld moet de mobiliteit van artiesten en voorstellingen bevorderen, de theaterinstellingen helpen om sterke en gedurfde partnerschappen aan te gaan terwijl ze toch een vorm
van onafhankelijkheid behouden.

De theaters moeten risico’s nemen zonder grenzen. De belangrijkheid van een theater wordt niet afgemeten aan zijn subsidie, maar aan het nemen van risico’s. We moeten het monopolie van het
internationale, het extraterritoriale niet overlaten aan enkel die instellingen die er de middelen voor hebben.

De artiesten moeten hun creaties ontwerpen en bedenken voor een publiek zonder grenzen, en alleen hun creatieve eigenheid zal de uniformisering van hun werken voorkomen.

Net als bij sommige grote Vlaamse bedrijven, mag de taal niet langer een grens zijn. En de praktijken en disciplines evenmin. Het podium is een ideale plek om de “angst voor de ander” te temmen
en tot een verrijking te herscheppen.

We moeten werken en meer gemengde voorstellingen, meer buitenlandse invloeden op onze podia laten ontstaan, die bewegen binnen verschillende regio’s, in verschillende talen, en disciplines overschrijden.

De toegevoegde waarde van een voorstelling, daar ben ik van overtuigd, is het menselijk avontuur dat eraan ten grondslag ligt, de reizen die haar voeden, de ontmoetingen die ze veroorzaakt, en die, op hun beurt, nieuwe inhoud genereren. Laten we de specifieke creatievormen eigen aan ieder project bevorderen en laten we, los van associaties, en vrij van hele reeksen bepalingen, voor elk van
hen zinvolle benaderingen bedenken.

We moeten ontmoetingen tussen artiesten aanmoedigen, opdat zij zich zouden ontwikkelen tot artiesten zonder grenzen, bewegers van de wereld en niet van hun buurt, en van hun theaterfamilie. Het is
de nieuwsgierigheid die onze praktijken zal veranderen, en het is dankzij haar dat het publiek het onvoorspelbare zal verlangen. Het universele onvoorspelbare.

Dit lijkt mij een antwoord in lijn met wat de artiest zoekt in zijn culturele onderneming: overleven, ten aanzien van de bewuste en onbewuste verlangens van de bovengenoemde krachten, die zijn verdwijning
of marginalisering bewerkstelligen; zijn onafhankelijkheid scheppen, zijn eigen geschiedenis, in rechtstreeks contact komen met het publiek; kortom, in rechtstreeks contact komen met andere publieke, die zijn praktijk, zijn verhaal of de beelden die hij oproept in vraag stellen omdat zij ze anders begrijpen.

Toen ik vijftien was waarschuwde mijn leraar Frans me voor de gevaren van de globalisering en twee jaar later stortte het World Trade Center in elkaar. Vandaag, vijftien jaar later, is de wereld veranderd. Ik schrijf deze tekst op een vliegtuig, dat men met evenveel gemak neemt als een bus, en ik vraag me niet eens af wat de nationaliteit is van de luchtvaartmaatschappij die ik gekozen heb. De grenzen zijn vervaagd. Daar waar ik mogelijkheden te over heb om een vliegtuig te nemen om mijn voorstelling in Senegal te geven, ervaart mijn team grote moeite om mijn Senegalese acteurs voor onze tour naar België te brengen. De grenzen zijn niet voor iedereen dezelfde.

Is het echt nodig om gebieden af te bakenen wanneer er eenvoudige toegang langs beide zijden bestaat?
Zijn er veel verschillen tussen de jongen die ik was en degene die vandaag op zijn zolder aan het prutsen is? Niet echt. Net als ik, is hij begonnen omdat een volwassene op een dag besloten heeft om zijn oude camera niet weg te gooien en ze aan hem heeft gegeven om open te maken. Hij heeft eigenlijk geen mening over, of bijzondere connectie met grenzen, want op zijn zolderkamer heeft hij het geluk om zich aan de veilige kant van de lijn te bevinden, met toegang tot een schat aan informatie en verwijzingen die hij snel kan vertalen en begrijpen. Ik weet niet welke taal hij morgen zal spreken. Zal hij nog een taal moeten leren om ze te begrijpen?

Dankuwel. Fijn TheaterFestival.

Lisez ici le State of the Union en français.

Lisez ici notre interview Fabrice Murgia (FR).

Lisez ici un portrait de Fabrice Murgia (FR).

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

For security, use of Google's reCAPTCHA service is required which is subject to the Google Privacy Policy and Terms of Use.

Tags: , ,