het Theater Festival

Een jong publiek voor een open blik: hoe jeugdtheater makers ademruimte geeft

wo 14 sep 2022

Met Bambiraptor staat ook dit jaar weer een sterke voorstelling voor jong publiek in de juryselectie. Het lijkt een van de zekerheden van het steeds evoluerende TheaterFestival: ook kinderen en jongeren (en volwassenen die er geen graten in zien om die bril even op te zetten) komen aan hun trekken. Jeugdtheater als vorm op zich, een nieuwe adem.

Ans Van Gasse

Het TheaterFestival in Gent, drie jaar geleden. (De aandachtige lezer mag meteen concluderen dat de organisatie van Het TheaterFestival deze schrijver inmiddels wel wat is beu gezien.) Redacteur Liam Rees intussen regieassistent bij het Schotse National Theatre stond met een glas wijn zijn liefde voor Belgisch jeugdtheater aan me te bezingen. Met een zwierige polsslag en wat uitdijende wijn sprak hij de wijze woorden: ‘Belgisch jeugdtheater is zo goed omdat het gedwongen wordt toegankelijk te zijn maar ook aardt in de praktijk van makers die extreem open staan voor experiment.’ Bekeken vanuit de Angelsaksische traditie is zelfs het meest toegankelijke Vlaamse theater immers vaak hyperexperimenteel.

Sindsdien zindert die zin vaak na in mijn hoofd. Ik struin, bijgestaan door een vijfjarige vriend alias petekind, de Vlaamse theaters af op zoek naar de beste jeugdvoorstellingen. En meer dan eens zijn dat degene waarbij petekinds moeder met gefronste wenkbrauwen naar de korte inhoud staart, gewapend met de vraag: ‘Gaat hij dat wel snappen?’ Dat lijkt voor heel wat makers helemaal geen obstakel te zijn. Ik spreek Freek De Craecker, die als speler-maker reeds twee voorstellingen voor een jong publiek maakte bij 4Hoog. Hij sluit het hele idee van een toegankelijkere vorm meteen uit: ‘Ik geloof niet dat kinderen alleen behapbare verhaaltjes aankunnen. Volwassen theatermakers gaan abstractere verbeelding vaak uit de weg in hun jeugdvoorstellingen, terwijl kinderen dat echt wel aankunnen. Kindse verbeelding is oneindig.’ 

De niet-klassieke vorm van denken die in theater voor kinderen kan worden onderzocht is volgens Freek ook interessant voor volwassenen: niet alleen zouden we er versteld van staan hoe we iedereen onder een bepaald aantal centimeters onderschatten, openheid voor kinderlijke abstractie verruimt ook onze eigen mogelijkheid om te denken en te verbeelden. 

Jonas Baeke en Mats Vandroogenbroeck van Bambiraptor lijken dat te beamen en verwijzen me door naar Susan Sontag. In Against Interpretation hekelt ze de decoderende blik: een publiek is zo aangeleerd om kunst te bekijken in functie van een interpretatie, dat het kijken naar voorstellingen wel erg analytisch wordt. De inhoud van een voorstelling komt zo boven de vorm te staan. Nochtans is de vorm je enige anker in het kijken, het enige wat zeker op de scène aanwezig is. Kinderen kunnen ons misschien opnieuw leren kijken naar wat recht voor ons ligt.

Jonas legt uit: ‘Wanneer we voor kinderen spelen, merken we dat die toch op een meer intuïtieve manier kijken. Ze zijn erg associatief en kunnen die blik ook behouden omdat ze nog niet belast zijn met de verwachtingen van wat kunst wel of niet mag en kan zijn.’ Ze zijn nog niet opgeleid in het interpreteren, en net daarin ligt hun kracht. 

Een volwassen publiek is daarentegen onverbiddelijk in de houvast die ze vinden in hun interpretatie. Volgens Mats gaat een volwassene bij iets abstracts als een wandelende vuilnisbak aan bepaalde betekenissen denken, en beoordeelt die het stuk dan op die interpretatie en niet op wat er op het podium te zien is. De relatie tussen voorstelling en publiek wordt zo meerlagig en soms ook best log. De directe, eerlijke blik van een kind biedt de theatermaker vrijheid. 

Diezelfde vrijheid maakt een jong publiek echter ook meedogenloos. ‘Als het hen niet interesseert, weet je dat als speler meteen’, stelt Jonas. Kinderen steken hun mening immers niet onder stoelen of banken. Diezelfde open blik zorgt ervoor dat ze erg fysiek en vocaal kunnen reageren. Ook Freek geeft toe dat het een interessante, maar confronterende realiteit is. Je moet erg scherp zijn voor je publiek. Daarom is het volgens hem enorm belangrijk om theater voor een jong publiek voldoende uit te proberen in try-outs. Hoe nauwgezet je ook wil anticiperen, geen enkele volwassene of leerkracht kan voorspellen hoe een kind zal reageren. ‘Je publiek is gewoon super eerlijk. Je weet echt waar je staat. Een volwassen publiek dat stil is, is een mysterie: ze kunnen betoverd zijn, maar ze kunnen het ook allemaal pure kak vinden. Een stilte bij een jong publiek is daarentegen altijd magisch. Als ze afhaken, zou je het heus wel horen’, lacht Freek. 

‘Omdat je publiek zo eerlijk is, daagt een jeugdvoorstelling je echt uit om fundamenteel prikkelend te zijn’, zegt Mats. Hij heeft het over de wolligheid die al snel met jongerentheater wordt geassocieerd. ‘Het lichte en speelse dat in een jeugdvoorstelling sluipt wordt soms misschien gezien als erg clichématig, maar het is verfrissend. Ook voor volwassenen trouwens.’ 

Waar het in de theaterwereld soms een boutade is dat voorstellingen niet te duidelijk over iets mogen gaan, biedt jeugdtheater een openheid. Angstig om te duidelijk positie in te nemen vervallen makers soms in nodeloze ambiguïteit. Wie voor kinderen speelt, lijkt zich volgens Jonas anders te voelen: ‘Je bent niet bang van het pedagogische, want je wéét dat je die groep wel iets aan te reiken hebt. Dat maakt het soms makkelijker om een positie in te nemen, terwijl je bij theater voor volwassenen soms vis noch vlees vertelt uit angst om een te monolithische wereldvisie op te leggen.’ 

Het verfrissende van spelen voor kinderen en hun kijk die nood om ‘fundamenteel te prikkelen’ en terug te gaan naar de basis van theatrale communicatie lijkt theatermakers (en -bezoekers) een nieuwe adem te bieden. Het is een manier om opnieuw verhalen te kunnen vertellen.

‘Maar eigenlijk is er geen fundamenteel verschil. Je publiek is anders, maar je maakproces hoeft dat niet te zijn’, geeft Freek ook eerlijk toe. ‘Ik schuw het abstracte niet en durf uit te dagen, en vooral gebruik te maken van het ongebreidelde associatievermogen en de fantasie die ze bezitten.’ Kinderen we lijken het soms te vergeten zijn gewoon kleine mensjes. Hoe meer we hen durven aanreiken, hoe meer zij ons terug kunnen geven. 

Een paar jaar geleden raakte het kind van mijn zus verslaafd aan een YouTubevideo waarin slecht geanimeerde honden in een bad roze verf werden ondergedompeld. Het had iets vreselijk unheimlichs en het ging nergens naartoe. Een knappe film of een theaterstuk zien, daar werd het kind te klein voor geacht. Ik wond me er (misschien iets te veel) in op, maar blijf bij wat ik toen in een onnozele driftbui tegen mijn lief verkondigde: kindercultuur is ook cultuur. En het is belangrijk dat we daar de tijd voor nemen. We kunnen er zelfs heel wat van leren.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

For security, use of Google's reCAPTCHA service is required which is subject to the Google Privacy Policy and Terms of Use.

Tags: , , , ,