het Theater Festival

De staat van het theater

vr 07 sep 2018

(c) Anna van Kooij

Chokri Ben Chikha

(1)

Beste Nederlandse vrienden van het theater in al jullie hoedanigheden.

Dat ik hier een speech mag geven, is mij een grote eer. Dat jullie niet pakweg Matthijs van Nieuwkerk of een B.V.I.N.’er (Bekende Vlaming In Nederland) hebben uitgenodigd, maar een eenvoudige theatermaker met een bekendheid in Nederland van nul komma nul, getuigt van openheid en moed. Of van radeloosheid. Of van allebei.

Ik begrijp dat mijn werk jullie niet bekend is. Hoe zou het ook, want eerlijk is eerlijk, mijn woorden waren geen kogels, mijn opiniestukken geen bommengordel en mijn voorstellingen geen granaten, mijn televisieoptredens geen explosies. Mijn lichaam was geen gevaar, geen mes, geen offer. Mijn leven was misschien te veilig. Ben ik te wit geworden? Te burgerlijk?

Ik dwaal af. Laten we eraan beginnen.

“In voorbereiding op deze Staat heb ik de speeches van de afgelopen tien jaar gelezen en kwam tot de conclusie dat alles al gezegd is. Alles wat er mis is in de theaterwereld is benoemd, alles wat er mis is in de politiek is benoemd, de onvermijdelijke spagaat in de verhouding tussen theater en politiek is benoemd. Alles wat er beter kan.

Dit is het begin van de Staat van het theater van vorig jaar. Ik ben echter tot een andere conclusie gekomen dan mijn inspirerende voorgangster Lot Vekemans.

Misschien is alles wel al gezegd, lieve vrienden van het theater, maar is er ook alles eraan gedáán? In woorden zijn we goed, maar wat zijn ze waard? Dat wil ik weten. Wat brengen ze teweeg, als we ze hier uitspreken als de Staat van het Theater? Als je niet uitkijkt, betekent die ‘stáát’ vooral ‘blijven zitten’. Laat ons eens echt proberen te gaan staan voor wat we zeggen.

Wat hebben wij nu eigenlijk over voor ons vakgebied, ons ambacht, onze liefde, voor de meest sociale van alle kunstvormen, de kunstvorm die ons allen zo aan het hart ligt en die ook in het hart van de samenleving zou moeten staan? Wat hebben we voor haar over, anders dan wat kunstige formuleringen en een paar schamele woorden?

Hoe graag willen wij nu echt in het hart van die samenleving staan? Niet omdat ons dat wordt opgelegd, als voorwaarde voor subsidie, maar vanuit onszelf, als autonome wens, als de kern van onze missie?

Ik stel die vraag aan ons allemaal, ook aan mezelf. Wil ik met mijn theater eigenlijk wel in het hart van de samenleving staan? En wat vraagt dat van mij? Durf ik de verantwoordelijkheid aan om die plek op te eisen? Of neem ik genoegen met een beetje aandacht en een aardige recensie met een paar sterren?

(2)

Een tijdje geleden las ik een artikel van Amerika-watcher Björn Soenens (VRT) die verklaarde “Door de komst van Trump is de serie ‘House of cards’ overbodig geworden”. “Ik ga de reeks uitkijken, maar het hoeft niet meer per se.” Volgens Soenens is de realiteit momenteel gewoon boeiender dan de fictie. “Het zijn dezelfde soort intriges. We hebben de serie niet meer nodig, want het zit elke dag in het nieuws: de mediamanipulatie, de kiesfraude, het verdeelde Amerika, de hacking, de terreurdreiging,…”

Iedereen herkent die beelden: de politiek bedient zich steeds meer van theatrale middelen. Met characterbuilding en cliffhangers passen de media grif de wetten van het drama toe. En dat geeft te denken. Krijgen we een overkill aan fictie? Maakt dat kunst straks overbodig? Of synoniem met amusement? Of moeten kunstenaars op zoek naar een andere rol?

Als Trump de grootse performancekunstenaar is van deze tijd, wat gaan we daar dan tegenover zetten? Wat is ons antwoord op fake news en facts-free politics? Kunnen we daar een andere waarheid tegenover zetten?

Ik heb altijd geloofd in de artistieke waarheid – als een zeer krachtige, autonome vorm van waarheid tegenover de andere vormen van waarheid: de feitelijke waarheid, de propagandistische waarheid, bureaucratische waarheid, religieuze waarheid en noem ze allemaal maar op.

De artistieke waarheid biedt een vrij, maar niet een vrijblijvend perspectief op de wereld. Het is een waarheid die achter de dingen kan kijken en tracht te ontmaskeren en ontsluieren wat anders verborgen blijft. Omdat ze kan beschikken over een poëtisch potentieel. Zonder die artistieke waarheid zouden we ons niets kunnen verbeelden.

De vraag die ik hier wil stellen, is wat voor een impact die waarheid heeft op de reële wereld.  Brengen we ook daadwerkelijk iets teweeg? Of gebruiken we onze artistieke vermogens om een beetje weg te dromen? En komen we daarmee niet verder dan wat fraai gepruts in de marge?

Mocht dat zo zijn, vind ik het niet raar dat onze kunsten weggezet worden als hobby. Dan is wat wij doen vrijetijdbesteding van zowel het publiek als van de makers. Dan zijn we als het orkestje op de Titanic. Violisten die podiumkunstje blijven spelen, wat er om hen heen ook gebeurt. In de film over de Titanic krijgt dat iets heroïsch, maar ik denk dat op dit moment van een kunstenaar iets anders wordt gevraagd dan stoïcijns zijn kunstje blijven vertonen.

(3)

Om antwoorden te vinden op deze vragen neem ik jullie graag mee naar de 19e eeuw,

naar een van de grote theatervernieuwers, die zich makkelijk kan meten met figuren als Brecht, Shakespeare of Molière.

Hij was een pionier van realistisch theater, van docutheater, van multidisciplinair theater, van interculturele podiumkunsten, een pionier van drempelverlagend theater, met een bekendheid en invloed waar elke theatermaker vandaag alleen maar van kan dromen.

Deze theatergrootheid was ook dierentuindirecteur, dat heeft wellicht zijn status geen goed gedaan, maar vandaag de dag zou dat toch niet meer moeten uitmaken.

Kent iemand hem? Ik heb het over de Duitse theatermaker Carl Hagenbeck.

Hagenbeck is begonnen met dierenparken, haalt wilde beesten uit heel de wereld naar hier: beren die op een fiets rijden, apen die verkleed als man en vrouw een dansje doen en rendieren die …. Ik zou bij god niet weten wat je met zo’n rendier zou kunnen doen, maar hij laat ze overkomen uit Lapland. En hij laat samen met de rendieren ook enkele authentieke Sami overkomen, mensen uit Lapland, om die dieren te verzorgen

En wat blijkt? De Sami hebben meer succes dan die beesten. In plaats van beesten laat hij de Sami optreden. Het blijkt een gat in de markt en ze gaan op tournee van Hamburg naar Leipzig van Leipzig naar Berlijn. De Sami worden een kaskraker, een hit in heel Duitsland

En terwijl iedereen nog bezig is met de Sami is deze ondernemende theatermaker al een stap verder. Hij brengt Nubiërs naar Duitsland: wilde zwarten uit Soedan. Ze kennen nog een groter succes dan de Sami en gaan op internationale tournee, langs London, Parijs, Brussel, Gent, Antwerpen… En dat trekt massa’s mensen aan. De concurrentie wil ook een graantje meepikken, maar zij gebruiken geschminkte Europeanen. Hagenbeck schakelt wetenschappers in die de authenticiteit van zijn exotische artiesten moeten bewijzen. Zijn artiesten mogen daarom geen contact hebben met de autochtonen.

De theatermaker beseft dat hij moet blijven vernieuwen. Dat het niet voldoende is om vreemde soorten en rassen alleen maar tentoon te stellen. Hij laat ze zingen en dansen, laat

zwangere vrouwen overkomen. Een Senegalese vrouw bevalt tijdens de voorstelling.

Een grensverleggend werk waar onze hedendaagse podiumkunsten (à la Jan Fabre) nog van kunnen leren.

 

Carl Hagenbeck verdient een plek in het pantheon van de grote theatermakers, voor de ontwikkeling van wat in Duitsland Menschengarten werd genoemd, de zoo humain.

Zoals alle grote theatermakers is Hagenbeck veel geïmiteerd. In 1883 werden op het Museumplein 38 Indiërs tentoongesteld en 28 Surinamers in een hele grote kooi. Ook Amsterdam vergaapte zich. En daar stopte het niet. Ook daarna heeft zijn meesterlijke oeuvre vele sporen gelaten in onze verlichte westerse (podium)geschiedenis.

 

(c) Anna van Kooij

 

(4)

Terug naar vandaag.

De uitgangspunten van de zoo humain zijn door de huidige generatie politici goed begrepen.

Trump, Bart de Wever of Geert Wilders (en Orban, Le Pen, noem ze maar op) zetten vreemde volkeren weg op basis van hun stereotype kenmerken. De strategie om verschillen tussen bepaalde bevolkingsgroepen uit te spelen noem ik het zooïsme.

Zooïsme wordt gekenmerkt door de drang naar spektakel, de drang naar voyeurisme, de obsessie voor het definiëren van de eigen identiteit en de spectacularisatie van het verschil.

De zoo humain van het genie Hagenbeck leverde het model voor een anti-verlichtingsdenken en een politiek van ontmenselijking

Dit zooïsme maakt dagelijks slachtoffers. Op mondiaal vlak zie je bijvoorbeeld hoe de Palestijnen in een immense kooi zijn gezet. Dichter bij huis worden asielzoekers en migranten graag gereduceerd tot tweederangs aapjes, zeker als ze moslim zijn.

In België heeft deze hogere kunstvorm het zelfs tot een vaste beleidslijn geschopt. We hebben zooïsten en dierentuindirecteuren aan de macht. Zoals een staatssecretaris voor

criminalisering van migranten.  En een staatssecretaris voor ongelijke kansen, die er alles aan doet om de ongelijkheid in de Menschengarten te bevorderen.

België is extreem aan het vervuilen, niet alleen ecologisch, ook moreel. Waar blijven de buitenlandse interventies? Wij hebben dringend hulp nodig. Waarom tikken jullie België niet op de vingers, lieve Nederlanders? Ik heb altijd tegen jullie opgekeken. Nederland was heel lang als een vader voor mij. Jullie waren gidsland, stonden voorop bij het bestrijden van de Apartheid. Maar nu is deze zoon ontgoocheld en schaamt zich voor zijn vader.

Hebben jullie het idee dat Nederland nog een toonbeeld van vrijheid is? Volgens mij worden ook jullie geregeerd door een stelletje Hagenbeck-idolaten. Ik las dat jullie een minister van buitenlandse zaken hebben, die de xenofobie predikt en dat beargumenteert met een rare pseudowetenschappelijke theorie dat we elkaar genetisch niet zouden kunnen uitstaan. Een bekend boek van een mislukte schilder met een klein snorretje uit de jaren ’20 volgt dezelfde logica. Wat hebben die ministers met ons voor dat ze de paranoia voeden? Ze spelen de lammeren tegen de leeuwen uit en geloven wezenlijk niet in de samenleving waar ze verantwoordelijk voor zijn.

We kunnen dit weglachen. We kunnen dit relativeren. Maar dan lachen we ook onszelf weg. Als dit een open deur is, wil ik dat we er met z’n allen doorheen gaan. Ik sta hier niet om te wenen of te klagen of de wanhoop te prediken. Niet om te beschuldigen of om m’n gelijk te halen. Ik sta hier om een gevoel van urgentie met jullie te delen. Zoals David Grosman schreef over de huidige situatie in Israël: “Het is allang geen strijd meer tussen links en rechts, het is noodlottiger.” En zo is het ook in Vlaanderen en hier: noodlottiger!

Is het nu plots de Staat van de Wereld geworden? Ik zie het u denken.  Waar is de Staat van het Theater? Wel, dat is net het punt: de wereld heeft het theater stilletjes opgegeten en dient het ons elke dag weer op als een zoo humain.

(5)

Het afgelopen weekend ontmoette ik in Leeds een professor uit Minneapolis. Die man zag er gebroken uit. Onze ontmoeting heeft mij diep geraakt.

Mijn vrouw en ik vechten iedere dag tegen depressie, vertelde hij. Trump is geen clown.

Hij lijkt een ongeleid projectiel, maar hij is heel consequent. Hij bevecht de rechtstaat, het sociale stelsel, de gezondheidszorg. En hij is in oorlog met zijn ambtenaren, met de deep state,

met de rechterlijke macht.

Jullie denken misschien dat het hier in Europa zo’n vaart niet zal lopen. Dat jullie rechtssysteem wel een stootje kan verdragen. Maar de krachtsverhoudingen zijn veranderd

en er wordt wereldwijd, niet alleen bij ons in de VS, een gevecht geleverd om de rechtstaat kapot te krijgen. Mensenrechten worden geschonden, de waarden van de verlichting gediskwalificeerd. We leven in oorlog wat dat betreft, en de verdediging is uiterst zwak.

Jaja, sputterde ik een beetje, maar is er dan geen ruimte meer voor hoop?

En toen ineens dempte de professor zijn toon en fluisterde bijna: Israël is het model. Je moet weten dat ik geen vijand ben van Israël –  ik ben er vaak geweest – maar het veiligheidssysteem dat zich daar vanuit paranoïa en machtspolitiek ontwikkelt is gericht op een vernietiging van de mensenrechten. Dan ontstaat er een apartheidssysteem. Dat is een model dat overal wordt gevolgd.

Dat raakte me. Ik ben opgegroeid met de Palestijnse kwestie. Er is weinig voor nodig om me daarover op te winden. Maar, zei ik, dat systeem dat je bedoelt dat is toch eigenlijk gewoon fascisme…?

De professor nuanceerde: Er zijn ook veel verschillen, maar wat de actuele politiek gemeen heeft met het historische fascisme is het gebrek aan angst. De vernietigingstendens. Dat is wat in de linkse politiek ontbreekt: het lef om te strijden, om jezelf in de waagschaal te leggen, om offers te brengen, om geen schrik te hebben van de vernieling, dat is een enorme kracht waarover de nieuwe rechtse politiek beschikt.

 

(c) Anna van Kooij

 

(6)

En nu terug naar het theater!

Als die professor gelijk heeft, wat moet ik daar dan mee? Wat kunnen wij ermee?

Want het is toch niet dat we niet genoeg doen? We werken ons te pletter, hebben de afgelopen jaren extra mensen aangenomen op publiekswerking, we verteren nog steeds de bezuinigingen als een dikke lap deeg op onze maag, we maken onze voorstellingen over vluchtelingen, zien steeds meer collega’s uitvallen, gaan intussen de wijken in, lezen De Groene Amsterdammer, omkaderen onze voorstellingen met debatten en randprogramma’s en documentaires en getuigenissen van mensen van buiten, stellen onszelf nog maar eens helemaal in vraag voor de volgende aanvraag, doen onze sociale impact meting, praten met de politiek, maken middelen vrij voor jong werk, praten nog eens met de politiek, herschikken ons organigram, spelen spelen spelen avonden lang voor de babysit van de kinderen, publiceren statements, hebben de Fair Practice getekend,  stellen ons podium open voor amateurs, halen er mensen met andere achtergronden bij, blijven vergaderen in plaats van gewoon naar huis te gaan, slapen steeds minder, trekken ons programma steeds breder open, kortom: wij maken allang veel meer dan theater alleen. Meer dan ooit betrekken wij toch al de wereld?

En dat is waar, natuurlijk. Maar heeft de wereld zich ook zelf echt betrokken gevoeld? Wat hebben wij daadwerkelijk teweeg gebracht? Is het genoeg? Zijn we echt helemaal zeker dat intussen de fundamenten onder onze theaters – de tempels van de vrije gedachte en de democratische rechtstaat – niet onherroepelijk aan het barsten zijn?

Ik vind dat het theater hier een taak heeft. Ik vind dat wij moeten ingrijpen. En niet door weer een relativerend toneelstukje te maken, maar daadwerkelijk in de realiteit.

Nu is de vraag: hoe doe je dat als hobby vereniging? Vorige week werden we ook weer door iemand uit jullie regering weggezet als hobbyclub. Volstaat het om onze ongemakkelijke gevoelens weg te lachen in een paar leuke columns of met een cabaretvoorstelling? Waarom wordt er geen vuist gemaakt? Waar is ons eergevoel? Onze trots? Waarom houden we ons zo klein? Zijn we bang om voor arrogant of elitair versleten te worden?

Wij hebben iets wat niemand anders heeft. Niet de rechters, niet de politie, niet de politiek,  niet de sociaal werkers, niet het onderwijs. Wij hebben een waarheid in te brengen: onze artistieke waarheid!

Als er zoveel leugen in de samenleving wordt geïnjecteerd, zoals de huidige politieke leiders dat doen, dan kunnen we niet anders dan een tegenmacht organiseren. Met onze artistieke waarheid!

Dat is wat ik jullie hier vanavond wil vragen. Ik vraag jullie om moed te verzamelen. Moed om in te grijpen, persoonlijke moed. Maar ook gezamenlijke moed. Er moet terug iets verzameld worden.

Niet nog meer fusies. Geen mastodonten, niet nog meer megaconcerns! Weg met het idee dat grote merken onze redding zijn. Weg met de supermarkten en de supermarketing!

Laten we liever samen iets op gang brengen in het maatschappelijke debat. Laten we in het hart van de samenleving de positie opeisen om iets van de wereld te vinden.  Spreek je uit, zet het debat op, zet het op zijn kop. Vind er iets van, maar dan met flair en verbeelding. Eis de waarheid terug op. We hebben er alles voor in huis. We zijn in staat om emoties op te wekken. Met onze artistieke waarheid kunnen we ontmaskeren, verwarren en verbeelden. Don Quichot, Robin Hood, Hamlet: we moeten ze niet alleen spelen, we moeten ze worden. De lawaaischoppers, de provocateurs, de waarzeggers, de narren, de orakels: allemaal eeuwenoude rolmodellen voor wie zich bekommert om rechtvaardigheid.

Wees niet bang. Vrees niet te worden weggezet als moralist of cultuurmarxist. Gebruik die woorden als geuzennaam. Laat het verwijt van moralisme niet het einde van het debat zijn, maar het begin. Wat men je verwijt, moet je versterken – zei Gombrowicz niet zoiets?

Kom dus uit de kooi, theatervrienden, uit onze zoo humain. Het is onze taak om oppositie te maken. En dat kan – nee, dat moet – met poëzie. “Geen revolutie zonder dans”, zegt Emma Goldman. Denk aan Greenpeace, dat in Berlijn een gigantisch verkeersplein knalgeel schildert.

Tot de verbeelding sprekende acties, dat moeten wij toch ook kunnen? Waarom moet dat alleen van Greenpeace komen? Dat moeten jullie hier in Amsterdam toch ook willen? Amsterdam is een soort Disneyland geworden. Laten jullie dat zomaar gebeuren? Waarom is Amsterdam geen vrijstaat? Jullie moeten dat terugveroveren. Dat kan, ik geloof dat dat kan. We kunnen leren van de activisten. Die hebben meer invloed dan wij. Hoewel zij artistiek vaak volstrekt lamentabel zijn. Pussy Riot is een verschrikkelijk matig bandje. Als amateurs het beter doen dan wij – ja hallo – ! Hebben wij geen betere troeven met onze verbeelding, onze creativiteit, ons vermogen om dubbelzinnig te zijn, om in alle kleuren emoties te tonen, om wereldbeelden te laten botsen, om verwarring te creëren, met onze artistiek waarheid!

Natuurlijk zeg ik dat met angst in m’n broek. Ook ik heb vrouw en kinderen. Ook ik wil mijn huur kunnen betalen. Alleen staat er veel meer op het spel dan mijn verdomde eigen belang. Dat we in concurrentie zijn en moeten presteren, wordt ons maar wijsgemaakt. Terwijl de publieke ruimte krimpt en krimpt. Ook het theater. We moeten de publieke ruimte terugveroveren. We moeten de focus naar buiten verleggen. We hebben de zwarte dozen veel te belangrijk gemaakt. We richten nu onze energie, ons geld en onze creativiteit voor 90 % op de zwarte dozen, de bonbondozen, de seizoensbrochures en voor 10% op de wereld. Dat zou precies omgekeerd moeten.

‘Ja maar, de centen.’

Klopt, zonder geld doen we niets, Maar de vraag is: wat doen we mét het geld? De wetten van de economie zijn de ware soumission!  Ik stel voor om 10% van al onze budgetten in een gezamenlijke pot te steken. Niks ieder voor zich, maar een pot voor ons allen. Met een gezamenlijk doel. We zouden Europese cellen moeten oprichten waarin kunstenaars en onderzoekers uit alle disciplines – ook hackers, wetenschappers, filosofen – artistieke strategieën uitdokteren, die werkelijk impact hebben in de samenleving, waarmee we kunnen inbreken in de realiteit .

(7)

Dit zijn woorden, maar ik wil tot daden komen.

 

Ik ben opgegroeid met schaamte. M’n hele jeugd heb ik me geschaamd. En daarom heb ik voor de kunst gekozen, om vrij te zij, niet om me te schamen.

 

Ik denk aan de performance van Mohammed Bouazizi. Of die van Jan Palach, die 50 jaar geleden de aanzet tot de Praagse lente gaf. Bouazizi deed dat met de Arabische lente. Hij overgoot zichzelf met benzine en een paar uur later vertrok Ben Ali, de Tunesische regering werd omver geworpen, dat was het begin van de Jasmijnrevolutie.

Ik ben geboren in Oostende, maar mijn ouders komen uit Tunesië. Ik heb heel lang de Tunesiër in mezelf ontlopen, genegeerd en miskend. Tot daar in 2010 ineens theater werd gemaakt. In een keer braken overal opstanden uit. De val van de dictatuur werd geëist en een einde aan zelfverrijking en corruptie. In enkele uren veranderde Tunesië voorgoed.

Bouazizi had het vuur van de omwenteling aangewakkerd. Omdat hij had begrepen dat hij

van zichzelf een zoo humain moest maken. Uit naam van de ‘verlichting’. Hij had de moed.  De urgentie. De noodzaak.

En zo heeft hij mijn hart ook aangestoken.

Ik wil iets doén.

Nee, er komen straks geen 100 vluchtelingen het podium op. Ik heb ook geen moslims uitgenodigd of bekende schrijvers of politici, ik doe dit helemaal alleen. Ik heb niemand op de hoogte gesteld van wat ik van plan was.

Ik heb besloten om mij vanavond in brand te steken. Dit is mijn afscheidsspeech, dit zijn mijn laatste woorden.

Dit klinkt pathetisch en dat is het misschien ook, maar het is wat ik te bieden heb. Jullie mogen er blij mee zijn. Geen cynisme alsjeblieft. Iemand moet het doen. Hier op dit podium, voor het oog van jullie smartphones. Misschien is het pathetisch, maar ik doe het uit vrije wil. En ik doe het bewust, Ik heb geen depressie, geen uitzichtloos lijden, tenminste niet persoonlijk.

Het is een optimistische daad. Een daad van hoop.

Om het theater weer in het centrum van de aandacht te krijgen. Om de kracht ervan te tonen. Om te laten zien dat we grenzen van deze bonbondoos kunnen overschrijden. Dat we buiten de zwarte doos ook iets te zeggen hebben. Misschien worden we vanavond wel het hoofd-item van het nieuws.

Ik wil niet alleen met woorden prediken. Ik wil doen wat ik verkondig. Practice what you preach! Indien er nog wat calvinistisch bloed door jullie aderen stroomt, moet dat jullie toch aanspreken, lieve vrienden. Of zijn jullie zoveel katholieker geworden in de loop der eeuwen? Misschien hebben jullie mij daarvoor gevraagd: om jullie voor te gaan.

Voor mij betekent dit het einde van mijn project Action Zoo Humain. De zoo humain heeft mij eindeloos geïnspireerd. Tot aan mijn laatste voorstelling, Amnes(t)ie, hier ook op het festival te zien.

U hebt mij deze 20 minuten schaamteloos mogen bekijken. En u gaat mij zo meteen wegzetten als Vlaams theatermaker, activist, ondankbare knuffelallochtoon, barbaar.

Misschien is mijn Noord-Afrikaanse uiterlijk jullie voldoende en krijg ik straks een beleefd applaus.

Misschien is het voldoende dat ik hier sta, ongeacht wat ik zeg.

Misschien denken jullie dat ik hier een persoonlijke tragedie sta op te voeren, dat ik een burn-out heb of dat ik niet voor niets radicaliseer.

Misschien denken jullie wel: dat is zijn Arabisch bloed, die loopt nog een revolutie achter, dat moet er kennelijk allemaal uit.

Misschien vinden jullie dat ik naïef ben of overmoedig of een narcist of een loser.

En misschien hebben jullie daarin wel gelijk.

Ik ben dat allemaal met overtuiging. Het heeft nooit zin om beeldvorming te ontkennen. Mijn strategie is altijd geweest om daarmee te spelen, in een spiegelspel van waarheid en leugen, fictie en realiteit. Om er beelden tegenover te zetten. Ik breek straks uit de kooi, offer mezelf op. En ik zeg dat zonder heroïek. Iemand moet het doen. Er zal mij van alles verweten worden. Would-be Bouazizi, Jan Palach, Jezus Christus. Offers brengen wordt gezien als iets uit de voorbije tijd. Toch is het dat, wat in elke Griekse tragedie gebeurt.

Het was misschien sterker geweest indien Ivo hier had gestaan. Ik heb het hem wel gevraagd, maar hij vond dat hij dat niet kon maken. Johan vond het wel een goed idee, maar liet het graag aan mij over.

Heeft er iemand een vuurtje?

Chokri Ben Chikha

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Tags: ,