het Theater Festival

COLUMN: Na het denken

za 04 sep 2021

Jens Dewulf

Een zachte winteravond in 2007. Ik ben zeven jaar oud en stap, tussen mijn moeder en vader in, door de deuren van de Kortrijkse schouwburg. Dat doen we één, soms twee keer per jaar. Mijn ouders hebben niets met theater, maar zien dat ik ervan geniet. Vooruit dan maar. Vandaag op het programma: PINOKIA van Theater FroeFroe. 

Ik kan me nog vage beelden van de voorstelling voor de geest halen – bleke poppen met grote ogen, fluorescerende boa’s als haren – maar ik herinner me vooral nog een gevoel. Het gevoel dat je als kind hebt wanneer je een theaterzaal binnenstapt. Alsof je in een andere wereld terechtkomt. Een alternatief universum waar heel andere wetten gelden. Waar andere dingen mogelijk zijn. Verwondering, zo zou ik dat gevoel nu omschrijven. Aristoteles, de oeroude vader van de theaterwetenschap, definieert die term als ‘de toestand van de mens vóór het denken’. Het verstand is uitgeschakeld, of beter: nog niet ingeschakeld.

Terwijl ik dit schrijf, betrap ik mezelf erop dat ik denk. Te veel, misschien. Welke psychopaat sleurt nu een vage theorie van Aristoteles bij een kindervoorstelling? De toestand vóór het denken lijk ik niet meer te kennen. Het wauw-gevoel is weg als ik een theaterzaal binnenstap. Waaraan ligt dat? De frequentie van mijn theaterbezoeken, misschien? In ‘normale’ omstandigheden haal ik soms een tempo van een voorstelling per week. Dat zijn er 52 op een jaar. Dat is de paradox: door ervan te houden en méér te willen, maak je het kapot. Of komt het door mijn theaterwetenschappelijke opleiding? Op de universiteit analyseer je, deconstrueer je. Je maakt er geen theaterstuk; je maakt er het theater stuk. 

Mijn verstand zegt nu: wat een meligheid, wat een dramatiek! Romantiek! Het verlies van de onschuld! O, kon ik maar weer terug naar mijn kinderlijke naïviteit! Naar mijn toestand vóór het denken! Maar ik heb er iets voor in de plaats gekregen: de toestand na het denken. Het moment waarop de voorstelling je zo verrast dat je verstand niet meer kan reageren. Dat het denken stopt. Dat je fysiek noch mentaal in staat bent om meteen te applaudisseren als de lichten doven. Dat je de zaal uitloopt en met stomheid geslagen door de stad dwaalt.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

For security, use of Google's reCAPTCHA service is required which is subject to the Google Privacy Policy and Terms of Use.

Tags: