het Theater Festival

2015 – Meg Stuart

do 13 aug 2015


Hunter — Meg Stuart — Damaged Goods
“Mijn tweeheid is een deel van mijn leven”

© Iris Janke

Meg Stuart begint een vaste waarde te worden op Het Theaterfestival. Ze was al te gast in 2005 met Forgeries, love & other matters, in 2008 met MAYBE FOREVER en in 2013 met Built to last. Signalen van een lange, indrukwekkende carrière. Dit jaar staat ze hier terug met Hunter, de eerste avondvullende solo in haar oeuvre. “Het was nu of nooit”, vertelt Meg Stuart ons. — Evelyne Van Hecke

In Hunter onderzoek je hoe je de veelheid aan invloeden en sporen die je hebben gevormd als kunstenaar kan verwerken in een voorstelling. Wie of wat heeft jou beïnvloed?

Meg Stuart: “Ik ben altijd al geïnspireerd geweest door beeldende kunst. In New York woonde ik in Soho, in een tijd waarin het nog betaalbaar was om daar als artiest te wonen. Ik ging er vaak naar galerijen en musea. Maar ook kunstenaars zoals Bruce Nauman, Trisha Brown, Pina Bausch, Laurie Anderson en Patti Smith hadden een grote invloed op mij toen ik jong was. Ik was grote fan van de punkbeweging, David Bowie, The Clash, Blondie… Een van de teksten die ook in Hunter terugkomen is van William Burroughs. Er zijn véél inspiratiebronnen. Ik probeerde geen onderscheid te maken tussen wie ik vroeger was en wie ik nu ben. Al deze invloeden zijn nog steeds deel van mij.”

Was je het eens met die invloeden? Of heb je je er ook tegen verzet?

“Ik denk dat ik me altijd een beetje heb willen verzetten tegen wat er aan het gebeuren was. Anderzijds wilde ik het ook mee uitbouwen. Ik hou er van hommages te brengen aan andere kunstenaars. Zo bracht ik hulde aan Yoko Ono’s Cut piece. In een video die in Hunter komt doe ik een heruitvoering ervan. Alleen knip ik daar zelf mijn kledij kapot in plaats van dit door anderen te laten doen zoals bij Yoko Ono. Ik wil heel transparant zijn en mijn invloeden erkennen, maar tegelijk zoek ik ook naar een eigen stem hierin. Ik speel ook met tijd. Ik ben mezelf nu, met al mijn ervaring, maar ik maak ook connectie met mijn jongere en misschien zelfs met mijn fictieve ‘ik’.”

Je ging ook op zoek naar ongeschreven levensverhalen in jouw lichaam. Welke ben je tegengekomen? Wil je soms terug gaan in de tijd om jouw geschiedenis te wijzigen?

“Ik speel meer met ‘wat als ik…’-vragen. Zo doe ik een lange pruik aan omdat ik mezelf de vraag stelde hoe ik eruit zou zien als ik mijn haar nooit had geknipt. Het is de fictieve geschiedenis van mijn haar. In Hunter wilde ik niet enkel praten over mijn eigen geschiedenis, maar zocht ik eerder naar een transpersoonlijke geschiedenis. Ik deed vooraf verschillende oefeningen waarbij ik heel snel van toestand verwissel of mijn identiteit verschuif. Zo lijkt het alsof ik inzoom op verschillende lagen van de herinnering en dat het allemaal gelijktijdig gebeurt.”

Waarom waren die vragen belangrijk voor jou om te beantwoorden?

“Ik wilde weten waar mijn eigen lichaamstaal vandaan kwam. Waarom beweegt een lichaam op een bepaalde manier en niet op een andere? Je kan zeggen dat dat komt omdat het goed voelt op die manier, of door je scholing. Maar ik heb altijd al een aantrekkingskracht naar donkere plaatsen in mijn lichaam gevoeld.”

Je hebt al een lange carrière achter de rug. Welke belangrijke scharniermomenten heb je gehad in jouw carrière?

“Voor de eerste keer mijn werk in België tonen was ongetwijfeld het belangrijkste moment. Er was ook een lange periode waarin ik samenwerkte met beeldende kunstenaars, die erg belangrijk was. Dan weer wilde ik de confrontatie met het theater aangaan, zoals in stukken als Alibi in 2001. Ik probeerde om theatrale elementen in bewegingsstukken te integreren. Het is interessant om met die zone tussen dans en theater te werken, met dansers en acteurs, zonder hen te splitsen. VIOLET in 2011 betekende ook een grote verschuiving. Daar keerde ik weer terug naar een meer abstracte manier van bewegen.”

Hunter is je eerste solo. Waarom stond je dit nu pas toe?

“Het was nu of nooit. Ik maakte heel veel verschillende voorstellingen en ergens voelde ik de behoefte om die verschillende richtingen te integreren. Het is misschien goed voor mijn dansers dat ik dit ook eens op mezelf toepas, zodat ik hen kan tonen dat ik mezelf kan pushen zoals ik hen soms push (lacht).”
“Wat speciaal is aan Hunter, is dat ik al mijn interesses in één voorstelling kan integreren. Ik werk met de collage. De voorstelling heeft ook een sterke visuele kant. Dat komt door de nauwe samenwerking met Jan Maertens voor het licht, Chris Kondek voor het videomateriaal en Claudia Hill voor de kostuums. Ik sta solo op scene, maar zij verdienen de credits voor het visuele werk in de voorstelling. Zonder de muziek van Vincent Malstaf, zou het ook niet werken.”

Wat zijn de uitdagingen die bij solowerk horen voor jou?

“Soms is het wel eenzaam. Het vraagt ook een andere discipline. Je mag er niet te veel aan denken dat je alles alleen moet dragen. Een solo geeft je veel vrijheid, maar je hebt de energie van anderen niet om jezelf op te tillen of om je bij elkaar te houden.”

Je zocht naar verschillende manieren om jezelf te portretteren en gaf jezelf meerdere identiteiten. Waarom was één identiteit niet genoeg om weer te geven wie jij bent?

“Ik zie de voorstelling eerder als een reeks schetsen, snapshots of bewegende portretten van verschillende aspecten van wie ik ben. Ik denk dat we allemaal meervoudig zijn en dat we veel kanten van onszelf niet altijd kunnen laten zien.”

Je verhuisde van de VS naar Europa. Waarom was dat een noodzakelijke keuze?

“Ik heb het gevoel dat mijn leven me hier sneller bracht dan dat ik dat zelf kon besluiten. Toen ik mocht proeven van de mogelijkheden in België, na mijn eerste werk bij Klapstuk in Leuven, was het moeilijk om terug te keren naar de VS. Hier kan je voltijds aan je productie werken en je omringen door andere kunstenaars. Theaters steunen je actief bij het werk dat je wil maken en helpen je het te produceren. Op die manier ontstaan er verbindingen en vriendschappen… Zo’n systeem bestond niet in New York. Ik raakte gehecht aan het Europese danslandschap.”

Je werkt in Brussel en Berlijn. Waarom maak je die combinatie?

“Mijn tweeheid is een deel van mijn leven. Mijn ouders waren gescheiden, ik woon hier maar heb ook een geschiedenis in de VS, ik hou van dans en theater. Het voelt normaal om op twee plaatsen tegelijk te zijn. Brussel is altijd mijn artistieke thuis geweest. Binnenkort verhuizen we naar het Kaaitheater. Maar ik heb ook een zoon in Berlijn. Hij is 12 en ik vind het belangrijk dat hij dicht bij zijn vader is. Soms probeer ik kunstenaars uit beide steden samen te brengen en voor artistieke uitwisseling te zorgen. In Hunter komen de dramaturg, componist en lichttechnicus uit Brussel, de costumière en scenograaf uit Berlijn. Beide steden zijn vrij complementair.”

Op welke manier zijn ze dan complementair?

“Berlijn is expansiever. Op een manier is het comfortabeler om daar te wonen. Het voelt eindeloos. Er is altijd een instroom van nieuwe kunstenaars en scenes die je nog moet ontdekken. Brussel heeft dan weer een unieke intensiteit. Mensen kennen en zoeken elkaar. Er heersen hier hele hoge standaarden, dus er wordt kritisch met het werk omgegaan.”

Word je anders onthaald in Berlijn dan in Brussel? 

“Ik hou er veel van om in Brussel op te treden, omdat het publiek me hier al meer dan 20 jaar volgt. We hebben een lange en uitstekende relatie. In Berlijn heb ik het gevoel dat ik nog stilletjes van de radar kan verdwijnen, terwijl ik in Brussel gezocht zou worden.”

Tags: , , ,